Inleiding: geen modellen
Kinderen en jongeren zijn kleine volwassenen. Ze verschillen niet zoveel van volwassenen in het omgaan met verdriet. Ze hebben echter nog niet het levensperspectief en slechts een kleine basis om op te vertrouwen. Ze missen nog de ervaring vanuit reeds meegemaakte crisissen. Ze hebben nog niet het denkvermogen van volwassenen. Als ze een ouder verliezen, sterft er iemand die ze erg nodig hebben voor het opbouwen van hun veiligheid en vertrouwen. (Keirse, 2016c) Ze verliezen vijftig percent van hun basis, en vaak zelfs bijna honderd percent. Want ze verliezen de ene ouder aan de dood en de andere aan de emotionele ontreddering. Dat is ook zo als ze een broer of een zus verliezen. Ouders zijn zo benomen door hun verdriet dat ze weinig aandacht kunnen opbrengen voor hun andere kinderen.
Hoe weten kinderen hoe ze moeten omgaan met verdriet? Ze zien hun ouders dichtklappen. Op school leren ze geen modellen om er mee om te gaan. Ze ervaren de wisselende stemmingen en de intensiteit van de emoties rondom. Ze ervaren de kilte van het verdriet in plaats van warmte en nabijheid. En welke oncoloog of geriater denkt eraan om, na het meedelen van de diagnose van een levensbedreigende ziekte, voor te stellen om de volgende dag met de kinderen of kleinkinderen te komen om ook aan hen uit te leggen wat er aan de hand is?

Ze zijn eerst kinderen
In tegenstelling tot wat men soms beweert, vertonen kinderen gelijkaardige emoties en reacties als volwassenen. Ze kunnen verdrietig zijn en wenen, ook al laten ze dat soms niet zien. Ze maken zich zorgen over alles wat door het verlies in hun leven verandert. Ze voelen zich eenzaam, boos en ongerust, juist zoals volwassenen zich kunnen voelen. Het verschil is echter dat ze nog kinderen zijn, en tot op een bepaalde leeftijd nog niet over de mogelijkheden van volwassenen beschikken om volledig te verstaan wat er gebeurt en uit te drukken wat ze doormaken. Kinderen reageren eerst als kinderen en dan als rouwenden. Adolescenten zijn eerst adolescenten en dan rouwenden. Ze rouwen dan ook als adolescenten. Ook al hebben ze bij verlies fundamenteel geen andere gevoelens dan volwassenen, de vorm waarin deze naar buiten komen kan verschillen. Het rouwproces van kinderen verschilt op een achttal specifieke manieren van dat van volwassenen.

Weerspiegeling van het ontwikkelingsstadium
Volwassenen hebben het voordeel reeds ontwikkeld te zijn terwijl bij kinderen een ernstig verlies de normale ontwikkeling kan doorkruisen. Deze kan erdoor worden gehinderd of geblokkeerd. Kinderen zijn ook benadeeld omdat het denken nog niet is ontwikkeld zoals bij volwassenen. Op een bepaalde leeftijd begrijpen ze zelfs nog niet wat dood betekent of dat dit onomkeerbaar is. Ze verwachten dat een overledene kan terugkomen. We beschrijven hier de gewone wijze van reageren volgens de onderscheiden ontwikkelingsstadia (Keirse, 2016d).
Kinderen in de eerste maanden van het leven schreien als ze hun verzorging missen maar een goede verzorging sust deze reacties snel.
Vanaf de leeftijd van vier-vijf maanden tot twee jaar beginnen kinderen onbehagen te vertonen wanneer ze de moeder of de vertrouwde ouderfiguur missen. Sommigen stellen foutief niet verstaan gelijk met niet rouwen. ‘Gelukkig is ze te klein om te beseffen dat haar moeder is gestorven.’ Zelfs jonge kinderen voelen aan als er iets mis is. Ze voelen wanneer moeder in de war is. Ze kennen hun ouders via hun geur, de klank van hun stem en de wijze waarop ze hen vastnemen. Ze weten welke reacties ze kunnen verwachten als ze wenen. Ze kennen het ritme van de dag. Als ouders in beslag genomen zijn door verdriet, reageren ze niet op dezelfde wijze. Hun ritme verandert, ze spreken met een andere stem, hebben minder tijd, geduld en aandacht. Kleine kinderen voelen kleine veranderingen zeer snel aan. Ze voelen dat de vrolijkheid weg is en dat is verwarrend. Soms, als het de moeder is die sterft, wordt het kind ook in een vreemde omgeving gebracht, waarmee het niet vertrouwd is. Maar zelfs als de ouders gewoon hun vrolijkheid kwijt zijn, verdrietig zijn, is de wereld van het kind niet meer dezelfde, niet meer zo veilig en comfortabel. Je ziet dan hoe een kind rouwt, door verandering in eetgewoonten en slaapgewoonten. Een rustige baby wordt onrustig. Als de verwijdering voortduurt, distantiëren kinderen zich van iedereen totdat een constante persoon de zorg overneemt.
Van twee tot vijf jaar verschillen de reacties van rouwende kinderen niet zoveel van deze van hun ouders. Ze zijn echter op die leeftijd nog niet voldoende in staat om te begrijpen dat dood onomkeerbaar is, en wat de consequenties hiervan zijn. Spijts de beste inspanningen om uit te leggen wat er is gebeurd, lukt het niet om bepaalde facetten van dood te vatten op deze leeftijd. Je kunt het vertellen over de dood vergelijken met het leren lopen van een kind. Als je een kind rechtop zet, zijn beide handjes vasthoudt, en zijn beentjes beweegt om te stappen, toch kan een kind niet stappen zolang het lichaam er niet rijp voor is. Ongeacht hoeveel je dit probeert. Toch is het belangrijk dat je de spieren geleidelijk oefent om klaar te zijn voor het moment van lopen. Zo vraagt het begrijpen van wat dood betekent ook zijn tijd en dat je er regelmatig over spreekt.
Kinderen op die leeftijd hebben moeite met drie sleutelbegrippen. Het eerste is dat dood betekent dat het lichaam niet meer werkt. Dood is niet, wat jonge kinderen soms menen, een beetje minder levend zijn. Het lichaam voelt en ademt niet meer, het hart klopt niet meer, de ogen zien niet meer, de oren horen niet meer en het kan niet meer kan verroeren of bewegen. Het tweede sleutelbegrip is dat dood onomkeerbaar is. Sommige kinderen denken dat dood niet definitief is. Ze spelen krijgertje, schieten elkaar dood en de dode staat het volgend moment weer op en speelt verder. Het derde sleutelbegrip is dat dood universeel is. Iedereen sterft. Kleine kinderen denken soms dat dood zoiets is als een ongeluk. Je kunt eeuwig blijven leven als je maar oppast.
Kinderen die worstelen met deze begrippen zijn zeer concreet en letterlijk in hun denken. Vragen als: ‘Moet Wardje nu aarde eten onder de grond?’ of ‘Hoe kan hij nu naar de hemel gaan zijn als hij dood is want je kunt toch niet meer gaan als je dood bent?’ zijn dan ook normale reacties voor kinderen op die leeftijd.
Typisch voor kinderen op die leeftijd is het magisch denken. Ze denken dat ze een soort magische kracht hebben om dingen te doen gebeuren als ze eraan denken. Het sterven van een dierbaar iemand kan hen dan ook in verwarring brengen. Als ze bijvoorbeeld hun vader hebben verwenst, omdat hij vond dat ze genoeg televisie hadden gekeken, denken ze dat zij zijn dood hebben veroorzaakt.
Ook al zijn kinderen zeer sterk in staat op die leeftijd om te rouwen, zij missen nog de capaciteit om hun gedachten, gevoelens en herinneringen nauwkeurig in woorden uit te drukken. Omdat je het verdriet van kinderen slechts af en toe ziet, denk je vaak verkeerdelijk dat ze niet zijn geraakt door het verdriet. In het begin begrijpen kinderen vaak niet volledig en stellen allerlei vragen. Later tonen jonge kinderen dikwijls een vorm van verbijstering en vertonen regressief gedrag, zoals aan de rokken hangen en aandacht vragen. Ze vragen voortdurend naar waarom, wanneer de overledene terugkeert en wat hij doet. Ze kunnen opstandig reageren omdat ze verlaten werden. Deze opstandigheid kan zich richten op de overledene, maar ook op de overblijvende ouder, die zich opsluit in zijn verdriet en niet in staat is de kinderen de nodige zorg te geven.
Kinderen van vijf tot acht jaar begrijpen beter de dood en de implicaties hiervan, alhoewel nog niet op een volwassen niveau. Ze beginnen te begrijpen dat dood onomkeerbaar en permanent is, alhoewel ze nog niet vatten dat ze er ook kwetsbaar voor zijn. Zolang ze niet zijn geconfronteerd met de dood van leeftijdsgenoten, een klasmaatje of een broer of zus, denken ze dat dood enkel oude mensen overkomt. En oude mensen, dat is iedereen die geen kind meer is. De kleuterleidster, de ouders zijn in de ogen van kinderen oude mensen. Als je zegt dat de meeste mensen pas doodgaan als ze zeer oud zijn, moet je niet verbaasd zijn dat kinderen nu denken dat hun ouders zullen sterven.
Sommige vijf- tot achtjarigen denken dat de dood besmettelijk is, dat je het kunt overkrijgen van een ander kind dat een familielid heeft verloren. Of dat het iets is als een straf voor slecht gedrag.
Op die leeftijd zijn kinderen erg gefascineerd door de biologische details van de dood. Op bezoek bij een ernstig zieke zijn ze geboeid door de apparatuur en de drainages die ze zien en ze willen weten hoe dit werkt. Het is ook de leeftijd waarop ze alles willen weten van een crematie, en wat er met een lichaam gebeurt als het wordt begraven. Hoe moeilijk je dit ook vindt, eerlijkheid is de beste houding. Als je niet antwoordt op de vragen dan vullen kinderen ze in met hun eigen fantasie en deze kan veel erger zijn dat de werkelijkheid. Angst en onmacht hinderen volwassenen soms op een natuurlijke manier met kinderen te praten over de dood en de overledene en om echt te luisteren naar hun vragen. Kinderen kunnen echter op een bewonderenswaardige manier omgaan met om het even welke gebeurtenissen, op voorwaarde dat die met hen worden besproken op een toon en op een manier die warmte, genegenheid en zorg uitdrukken. Ze moeten voelen dat ze niet worden buitengesloten, maar dat je hen helpt om te begrijpen. Als je zelf zeer verdrietig bent, vertel je best aan de kinderen dat dit is omdat de ander dood is, en niet om hun vragen. Uitleggen dat de familie triestig is en dat het goed is samen te huilen en te praten over wat je denkt en voelt, leert hen dat, ook al kun je sommige dingen nooit helemaal begrijpen, het helpt ze een plaats te geven als je erover kunt praten. Neem een houding aan die nabijheid uitdrukt en geef hen tijd om vragen te stellen.
Op de leeftijd van vijf tot acht jaar zijn kinderen zeer kwetsbaar omdat ze begrijpen, maar nog niet de mogelijkheden hebben om hiermee om te gaan. Ontkenning is vaak de eerste verdediging. Ze doen alsof er niets gebeurd is. Ze verbergen hun gevoelens om niet babyachtig te lijken. Vaak wenen ze in stilte. Ze zijn innerlijk geraakt door het verlies, maar het komt niet steeds tot uitdrukking in uiterlijk gedrag. Dit heeft vaak tot gevolg dat ze niet de ondersteuning krijgen die ze nodig hebben. Kinderen hebben immers uitdrukkelijke toelating en steun nodig om hun verdriet te durven uiten. Je moet hen herhaaldelijk hiertoe uitnodigen, zodat ze kunnen praten over hun gevoelens in een vertrouwvolle relatie. Ze moeten zich veilig genoeg voelen om hun onbehagen en hun droefheid toe te laten. Als ze zich niet uiten, ontwikkelen ze vaak een fantasieleven. Hierin wordt de overledene sterk geïdealiseerd. Aldus houden ze hem levendig in gedachten op zo’n manier dat niemand van de andere levenden hiermee nog kan concurreren. Er kunnen ook schuldgevoelens zijn, voortkomend uit agressieve wensen die ze ooit hebben gehad, uit angst anders te zijn dan vriendjes of uit angst voor de dood van andere familieleden.
Kinderen van acht tot twaalf jaar beginnen meer abstract te denken. Ze weten nu wat dood betekent, dat iedereen sterft en dat dood onomkeerbaar is. Nu begint de vraag naar waarom zich dit voordoet, bij deze persoon. Op deze leeftijd zijn ze niet meer zo afhankelijk, maar hun onafhankelijkheid is nog zeer fragiel. Het sterven van een ouder roept hun kinderlijke gevoelens weer op, maar er is een sterke neiging om deze te verbergen en een façade van onafhankelijkheid op te bouwen. Opstandigheid die zich uit in een algemene prikkelbaarheid is evidenter, omdat het krachtiger aandoet dan de kinderlijke afhankelijkheid. Het wordt vaak verkeerdelijk geïnterpreteerd als moeilijk gedrag. Kinderen riskeren dan vermaningen en sancties in plaats van ondersteuning en begrip. Kinderen hebben op deze leeftijd ook de neiging hun hulpeloosheid en pijn te ontkennen. Ze beginnen dan vaak dwangmatig te zorgen voor anderen, ofwel tegenovergesteld zeer bazig en controlerend te reageren. Dit zijn allebei pogingen om met hun hulpeloosheid om te gaan. Ze kunnen ook fobieën ontwikkelen, overdreven bezorgd zijn om hun lichaam en hypochondrisch worden. Kinderen op deze leeftijd hebben de behoefte hun verdriet te uiten, maar duwen het vaak weg tot ze in staat zijn de pijn te erkennen. Sommigen hebben eerst opnieuw de herstelde veiligheid nodig van de thuissituatie of een vertrouwvolle relatie met een volwassene, bijvoorbeeld een leraar, die hun voldoende veiligheid geeft om hun verdriet te uiten.
Adolescenten voelen zich vaak zo hulpeloos dat ze zich willen terugtrekken in de vroege jeugd, waar ze het gevoel hadden beschermd te zijn voor de dood. De sociale verwachtingen dwingen hen echter zich eerder als volwassenen te gedragen. Adolescenten zullen diverse volwassen reacties vertonen, maar die worden vaak gecompliceerd door typische adolescentieproblemen: weerstand om met volwassenen te communiceren, bezorgdheid of anderen hun reacties zullen aanvaarden, vervreemding van volwassenen en vrienden, gebrek aan kennis over wat sociaal aanvaardbaar is en andere ontwikkelingsproblemen die interfereren met het rouwproces, zoals problemen met afhankelijkheid en afstand, identiteit, hevige emoties en seksuele conflicten. De rijpingstaken eigen aan de adolescenten en ook schuldgevoelens in verband met de normale opstandigheid en met afstand nemen van de familie, die eigen zijn aan de adolescentie, kunnen het rouwen bemoeilijken.
Om de kinderen en jongeren beter te begrijpen, is het belangrijk zicht te hebben op leeftijdgebonden reacties. Je mag echter deze leeftijdsverschillen niet al te letterlijk nemen. Ontwikkeling is immers een individueel gebeuren dat over het algemeen wel verloopt zoals hoger beschreven, maar zoals dit is met alle menselijke aangelegenheden, komen individuele variaties zeer frequent voor.

Midden in het gewone leven
Kinderen rouwen midden in het gewone leven, wanneer iets hun verdriet in gang zet en wanneer ze zich veilig genoeg voelen om dit te uiten. Ze rouwen niet op bevel of wanneer iedereen het doet of op het moment dat het ons goed uitkomt of wanneer wij verwachten of wensen dat ze het zouden doen. Werken aan de nieuwjaarsbrief in de klas, iets maken voor moeder- of vaderdag, zien hoe een vriendje door zijn vader wordt opgehaald aan de school, een brief meekrijgen uit school gericht aan ‘geachte ouders’– de aanleidingen kunnen zeer divers zijn en als in een vlaag kan het verdriet kinderen overspoelen, vaak op momenten dat niemand, ook zijzelf niet, zich eraan verwachten. Het kan heel verwarrend zijn
Kinderen verbergen vaak hun verdriet voor hun ouders omdat ze vinden dat hun ouders al genoeg verdriet hebben en omdat ze bang zijn dat zij ziek zullen worden als er nog meer verdriet bijkomt. Als reeds een ouder is gestorven, hebben ze er maar één meer over. Een nabije relatie tussen ouders en kinderen maakt het niet altijd evident om verdriet te delen. Hoe dichter je bij elkaar staat, hoe meer je ook elkaars pijn voelt. De pijn van de ouders bovenop de eigen pijn kan te zwaar zijn om te dragen. Er wordt vaak binnen hetzelfde gezin in verschillende kamers onder de lakens geweend zonder dat ze het verdriet durven delen. Soms is het gemakkelijker om het verdriet te uiten in de school, als er een leraar beschikbaar is die in staat is om een zekere veiligheid te creëren. Het kan ook dat een kind zich thuis zo sterk heeft gehouden dat het verdriet bij de minste aanleiding in de school naar buiten stroomt.
Kinderen praten op momenten, waar volwassenen er zich niet aan verwachten. ’s Avonds bij het slapengaan, als je nog eens langskomt in hun kamer of naast je in de auto. De boodschap is: neem tijd om te luisteren.

In korte en intense periodes
Kinderen zijn ook niet in staat om lange tijd met verdriet bezig te zijn. Hun capaciteit om pijn te verdragen is beperkt. Daarom vermijden ze vaak het gesprek. Het is ook de reden waarom ze met onderbrekingen en soms gedurende jaren bezig zijn met het verlies. Alternerend zien ze het onder ogen en ontwijken ze het. Volwassenen begrijpen dit soms niet. Als een kind na de dood van moeder zijn tranen droogt en gewoon verder gaat spelen, betekent dit niet dat het niet begrepen heeft wat is gezegd. Kinderen zijn gewoon niet in staat lange tijd en intens met het verdriet bezig te zijn. Ze weten hoeveel pijn ze op een gegeven moment kunnen dragen, en wanneer ze hun limiet bereiken, schakelen ze het als het ware uit, en doen iets anders. Volwassenen zijn hierin blijkbaar minder abrupt.
Het is wel zo dat de emoties van kinderen zeer explosief kunnen zijn. Volwassenen weten soms niet goed hoe om te gaan met de explosiviteit. Een kind kan zeer agressief zijn ten aanzien van de overleden moeder omdat het denkt dat moeder hem niet in de steek zou gelaten hebben als ze voldoende van hem had gehouden. Het kan in deze redenering verder gaan: ‘Als mama niet van mij hield, dan kan niemand van mij houden.’ Hun agressie kan zich op iedereen richten: op de ouder die hen in de steek heeft gelaten, op de dokter, op vrienden die nog beide ouders hebben, op God, op de ganse wereld. Ze moeten de explosieve emoties kunnen uiten zonder ze schuldgevoelens te geven. Helpen is aandachtig luisteren en correct antwoorden op de vragen die aan de basis liggen. Je leert hen dan dat gevoelens niet goed of slecht zijn en dat je ook niet kiest om gevoelens te hebben. Ze gaan over als ze voldoende worden geuit en niet worden opgekropt.

Tijdelijke regressie na verlies
Er is bij kinderen na het sterven van een dierbaar iemand vaak een terugval in hun functioneren. Een kind dat reeds een tijdje zindelijk was, verliest dit weer. Normaal zelfstandige kinderen worden sterk aanhankelijk. Een mededeelzaam kind wordt zeer bezitterig. Ze krijgen precies hun leven minder gestructureerd dan voordien. Of soms verliezen ze alle controle over zichzelf. Adolescenten komen er soms niet toe iets te ondernemen en blijven maar rondhangen. Ze geven slordige schoolwerken af waar ze voorheen zeer nauwkeurig waren. Ze zijn bij momenten met hun gedachten afwezig en niet in staat om zich normaal te concentreren. Je moet die regressie eerder zien als een onderbreking, een soort pauze die ze nemen in de rouw, eerder dan als een probleem. Ze keren als het ware terug naar een gedrag en een tijd waarin ze werden verzorgd, waarin het leven nog veiliger en zonder kommer was. Het kan ook een roep zijn om aandacht. Ouders zijn vaak zo bezig met hun eigen verdriet dat ze weinig aandacht hebben voor wat de kinderen bezighoudt. Met dit regressieve gedrag proberen die de aandacht van volwassenen voor enige tijd op zich te richten.
Als het regressieve gedrag bestaat uit asociaal, totaal onaangepast of rand-crimineel gedrag, dan is het belangrijk dat je, in plaats van eerst aan straf en vergelding te denken, op de eerste plaats stilstaat bij de betekenis van dit aandacht zoekend gedrag en op een attente wijze duidelijk maakt dat er andere manieren zijn om aandacht te krijgen.

Uitleven in spel en gedrag
Volwassenen praten over hun verdriet of denken na over het gebeurde. Bij jonge kinderen zijn verbale en mentale mogelijkheden nog niet voldoende ontwikkeld om hun verdriet op deze manier te verwerken. Ze werken hun verdriet dan uit in spel of gedrag. Een meisje dat de muren in haar kamer bekladdert met verf, doet dit niet zomaar, maar uit opgekropte spanning en angst, die ineens naar buiten moeten komen. Als je beseft dat angst de basis is van dit gedrag en met begrip reageert in plaats van met dreiging en straf, kun je helpen om minder destructieve wegen te vinden om dit naar buiten te brengen. Een motorfiets en een auto zijn gevaarlijke wapens in een rouwproces. De kracht van de motor is behoorlijk als je boos en opstandig bent. Roekeloos de snelheid opdrijven kan een ontlading zijn. Gevoelens van zinloosheid van het leven en het verlangen dat er een einde komt aan de pijn, doen dingen buiten perspectief zien en zorgeloos rijden. Concentreren op het verkeer is niet te combineren met je denken aan de overledene. Verdriet overvalt vaak ook als je alleen bent zoals aan het stuur van een motorfiets of een wagen. Depressieve gevoelens kunnen maken dat je je getrokken voelt naar een boom of naar de vaart. Agressieve gevoelens zijn gevaarlijk aan het stuur.
Voor jonge kinderen is spelen het meest natuurlijke instrument voor communicatie. In hun spel kunnen ze zich op een veilige manier uiten. Ze spelen als het ware angstwekkende gebeurtenissen uit en proberen ze zo onder controle te krijgen. Ze spelen uitvaart of ze graven een put in de zandbak om in de hemel te komen, want de hemel moet onder de grond zijn, aangezien de overledene is begraven. In hun spel proberen ze een situatie te beheersen en even het verdriet te onderbreken. Dit betekent niet dat ze niet aangedaan zijn door het verlies. Ze gaan ermee om op hun eigen manier. Het spel is hun taal als het discussiëren, bespreken en uiten van gevoelens bij volwassenen. Ze doen niet alsof er niets aan de hand is, maar precies omdat ze er meer bezig zijn, gaan ze soms spelen. Spel is een manier waarop kinderen hun ervaringen een plaats geven in hun wereld. In schilderen of tekenen, hun pop aankleden of spelen in het zand, werken ze uit wat ze innerlijk beleven. Het is hun werk. Ze kunnen ook hun agressie en frustratie uiten in stampen en bijten naar anderen of in zichzelf pijn doen, soms om zichzelf te straffen, soms om aandacht te krijgen. Welk gedrag je ook ziet, onderken dat het een betekenis heeft. Het biedt een kans om het kind beter te begrijpen.

Uitstellen van de rouw
Kinderen laten na het sterven van een ouder soms pas rouwreacties zien tijdens het tweede jaar na het overlijden. Of na het sterven van een broer of zus zie je vaak gedragsveranderingen, die verwijzen naar het sterven, optreden vijf jaar na de dood. Kinderen moeten voldoende veiligheid ervaren om zich te durven overgeven aan de chaotische gevoelens en gedachten. Na een sterven is thuis alles anders dan voordien en dus onbekend en onveilig. Ze moeten eerst weten dat aan hun basisnoden tegemoet zal worden gekomen. Ze zijn soms vooral bezorgd, egocentrisch, over hun eigen persoonlijke problemen na de dood van een ouder. Ze stellen zeer reële vragen zoals: wie zal me naar de muziekschool voeren, wat is er om te eten? Ze schuiven het rouwen soms voor zich uit tot ze voelen dat voldaan is aan hun behoefte aan fysieke en psychologische veiligheid. Je ziet weinig verandering in hun gedrag, behalve wat teruggetrokkenheid en misschien een achteruitgang in hun prestaties op school. En plots, heel wat later, breken hun tranen en hun verdriet door, soms op het moment dat de familie haar veiligheid hervindt. Nu pas voelt het kind zich veilig genoeg om zijn verdriet te uiten. Soms zoeken ze steun bij een leraar of een andere vertrouwde. Het kan het gevoel geven veiliger terecht te kunnen dan in de emotionaliteit van het gezin. Een leraar kan hier een zeer belangrijke rol vervullen. Het kan één of twee jaar of nog langer duren vooraleer een kind zich veilig genoeg voelt om bepaalde aspecten van zijn verdriet toe te laten. Ondertussen proberen ze vaak alles te vermijden wat aan de overledene herinnert en ontlopen ze elke bespreking van gevoelens.
Adolescenten zijn soms zeer druk bezigen proberen in activiteit alle gevoelens van rouw opzij te zetten. Ze houden ondertussen in de gaten wanneer ouders ver genoeg zijn om ook met hun verdriet te komen. Ze voelen vaak haarfijn aan wanneer ouders klaar zijn om met de pijn die zij voelen om te gaan. Ondertussen is het belangrijk hen het gevoel te geven dat al deze gevoelens er mogen zijn, dat ze er altijd over mogen praten, maar dat niets moet. Soms moet je jaren geduld hebben.
Een andere factor, naast de sfeer van onveiligheid, die kinderen en jongeren het verdriet vaak doet uitstellen is het feit dat ze bij hun leeftijdsgenoten willen horen en zich door hen aanvaard willen voelen. Ze hebben dan ook de neiging zich te gedragen zoals hun leeftijdsgenoten, te streven naar overeenkomstigheid. Wanneer iemand uit hun directe leefkring sterft, maakt dit gebeuren hen anders dan hun leeftijdsgenoten.

Vernieuwde rouw bij belangrijke gebeurtenissen
Wanneer er zich belangrijke veranderingen voordoen in het leven, komt er soms een vernieuwde opstoot van gevoelens van gemis. Soms kun je dat voorspellen, zoals bijvoorbeeld het verhuizen uit een woning waarmee herinneringen waren verbonden. Maar er zijn ook heel wat aangename gebeurtenissen waar je dit niet verwacht zoals bijvoorbeeld thuiskomen met een goede uitslag van de humaniora. Op zo’n moment kunnen ze sterk iemand missen die trots is op hun prestatie. Telkens ze een nieuwe emotionele of mentale stap zetten in hun groeiproces, kun je verwachten dat ze het oude verlies opnieuw herbeleven. Ze ervaren het dan anders en begrijpen het ook op een andere manier. Het krijgt een nieuwe betekenis.
De dood van een ouder of een broer of zus is en blijft een belangrijk kruispunt in het leven. Hun leven is nooit meer hetzelfde. Het verlies beïnvloedt hen ontegensprekelijk, soms op een zeer subtiele manier. Het is als het ware een primaire lens waardoor zij het leven bekijken en het betekenis verlenen, vaak zonder dat ze dit bewust beseffen. Een kind neemt zo’n verlies zijn hele leven mee en telkens opnieuw moet het een stukje verwerken op het ontwikkelingsniveau waarop het dan is en met de kennis en vaardigheden, die het in die bepaalde levensfase heeft. Soms gebeurt dit verwerken op deze latere momenten niet of niet voldoende en blijft het verdriet verborgen steken op een kinderlijk niveau. Het wordt weer aangeraakt als je in het heden iets ervaart, dat een link kan hebben met de ervaring van toen. Door verlies op jonge leeftijd wordt een kind op een bepaalde weg gezet die, zoals alle wegen, vol zit met zijwegen, kuilen en rechte stukken. Via deze weg zal het kind zich ontwikkelen tot een bepaalde individuele man of vrouw. Zou een andere weg beter geweest zijn. Wie weet dit? Je kunt alleen maar zeggen dat het anders zou geweest zijn.

Ook een levensbedreigende ziekte is reeds verlies
Als een ernstige ziekte, met de mogelijkheid van een fatale afloop, haar intrede doet in een gezin, staat voor velen de tijd stil. De meeste mensen worden door een dergelijke gebeurtenis totaal overrompeld. De kinderen raken dan op de achtergrond. Uit ouderlijk instinct heb je de neiging de kinderen te beschermen voor de crisis, zoals je de neiging hebt om een hand voor hun ogen te houden zoals bij een nare scène in een film of op de televisie. Het probleem is echter dat je kinderen niet kunt beschermen tegen het feit dat de fatale aandoening ook in hun leven een rol speelt. Bij een kankeraandoening blijven de kankercellen beperkt tot het lichaam van de kankerpatiënt alleen, maar de kankerervaring treft het hele gezin. De kinderen voelen zelf meteen dat er iets aan de hand is. Als je hen uitsluit, zullen ze wellicht onjuiste conclusies trekken. Als ze worden betrokken, kunnen ze leren hoe je adequaat om kunt gaan met levenseinde en dood. Dan geef je hen niet alleen het gevoel dat ze belangrijk zijn, maar je geeft hen ook een kostbare erfenis mee voor de toekomst. Wat ze in hun kinderjaren, en vooral in deze momenten van crisis hebben ervaren aan betrokkenheid, verbondenheid en liefde, is een geschenk waaruit ze kracht kunnen putten in hun latere leven. We weten uit ervaring dat zelfs op crisismomenten op latere leeftijd de herinnering aan de steun die we in de kinderjaren hebben ervaren een weldadig effect kan hebben (Keirse, 2016c).
Je kunt het gevoel hebben dat de eisen die de ziekte aan je stelt, het onmogelijk maken om aandacht te geven aan de kinderen. De lichamelijke en emotionele behoeften die je als zieke hebt, kunnen je het gevoel geven dat ouderschap iets is wat moet wachten tot je weer gezond bent. Kinderen kunnen echter niet wachten. Het is de enige kindertijd die ze ooit zullen hebben, en dit is een cruciale periode voor hun ontwikkeling. Niet alleen kijken naar het eigen overleven, maar ook naar dat van de kinderen is essentieel. Want ook zij moeten het gebeuren overleven. Kinderen helpen hun gevoelens te begrijpen kan voor de zieke volwassene een toegevoegde waarde hebben, een perspectief dat helpt met je eigen gevoelens. Het helpt je als zieke uit de slachtofferrol te stappen, wat kan helpen bij het omgaan met de ziekte. Zo kun je als zieke problemen omzetten in sterkte.

Wat te zeggen tegen kinderen
Kinderen van ernstig zieke ouders hebben altijd het recht te weten wat er gaande is. Het is niet alleen een recht, het is een van hun grootste behoeften. Open communicatie voorkomt verkeerde informatie en inaccurate veronderstellingen. Je moet tegen kinderen zeggen dat spreken over de ziekte en hun zorgen hieromtrent een topprioriteit zijn. Je moet hen aanmoedigen in de zin van: ‘Heel wat kinderen voelen zich boos, angstig, in de war, overstuur of bezorgd als een van hun ouders een ernstige ziekte heeft, en steeds nieuwe behandelingen moet ondergaan. Je mag altijd alles vragen.’
Er is geen gemakkelijke manier om aan kinderen te vertellen dat je een kwaadaardige aandoening hebt. Elk kind is uniek, en vraagt een eigen specifieke aandacht naar gelang zijn leeftijd, achtergrond en ervaringen. Je kunt het best aan alle kinderen tegelijk vertellen wat er aan de hand is, zodat geen enkel kind zich uitgesloten voelt. Daarna moet je aandacht geven aan elk kind afzonderlijk, en aan zijn specifieke vragen. Het moment is belangrijk. De regel is dat je hen moet vertellen wat aan de hand is zodra er iets verandert in huis en dit invloed heeft op hen. Als de diagnose wordt gesteld bij een routineonderzoek kun je wachten tot je zelf meer weet. Maar wat moet je dan zeggen tegen kinderen? Je hoeft niet alles te vertellen, maar de regel is dat je niets dan de waarheid vertelt. Minstens zeven zaken zijn belangrijk om te vertellen:

* ‘Mama of opa is ernstig ziek.’ Je bent geneigd het omgekeerde te zeggen, namelijk dat mama wel weer snel beter zal zijn. Kinderen voelen zich dan bedrogen als het niet waar blijkt te zijn.

* De naam van de ziekte. Afhankelijk van de leeftijd zijn kinderen in staat om meer of minder te begrijpen. Het woord ‘kanker’ wordt vaak vermeden. Je loopt het risico dat kinderen het op straat of in de winkel vernemen. Dan is er misschien niemand die hen kan opvangen. Het woord ‘kanker’ heeft voor kinderen niet de negatieve connotatie die het voor volwassenen heeft. Als je hen leert dat kanker een ziekte is zoals andere ziekten, help je hen zo te praten over kanker dat het gemakkelijker wordt de realiteit van de ziekte te integreren in het gezinsleven. Iets dat angst en vrees oproept een naam geven, is een manier om er een zekere vorm van controle over te verwerven. Als je de diagnose al een tijdje kent, maar je nu pas realiseert dat het belangrijk is de kinderen de waarheid te vertellen, kun je de breuk herstellen en vertrouwen creëren. Eerst kun je de feiten opnieuw op een rijtje zetten: ‘Jullie weten dat ik al een tijd ziek ben. Ik had verteld dat het een infectie was. Ik heb jullie niet alles verteld over mijn ziekte, omdat ik niet wist dat dit belangrijk was, en ook niet wist hoe ik het moest zeggen. Nu heb ik geleerd dat het beter is de volledige waarheid te vertellen, ook al is dit erg en verwarrend. Ik heb een ziekte die kanker heet.’ Bij toekomstige gesprekken zullen de kinderen weten dat je het voornemen hebt hen de volledige waarheid te vertellen.

* Wat er door de ziekte zal veranderen in het gezin. Iets wat voorspelbaar is, is minder beangstigend voor kinderen dan iets waarop ze zich niet kunnen voorbereiden. Wanneer een van de ouders een fatale ziekte heeft, kan er heel wat veranderen in de normale gezinssituatie. De ouder kan door een ziekenhuisopname een tijdje verdwijnen uit het leven van het kind. Deze periode is soms zeer moeilijk te overzien, zeker voor kleine kinderen die nog geen reëel tijdsperspectief hebben ontwikkeld. De andere ouder brengt veel tijd door in het ziekenhuis en staat emotioneel soms niet open voor de kinderen als hij wel thuis is. Kinderen krijgen dan van beide ouders geen aandacht meer. Ze horen vaak medische problemen bespreken die voor hen niet te begrijpen zijn. Ze zien de angst van volwassenen. Deze angst wordt op hen overgedragen, zonder dat ze een veilige uitlaatklep hebben.

* Hoe er voor hen zal worden gezorgd. Wie zal ervoor zorgen dat hun boterhammen klaarliggen, dat ze hun schoolwerk maken, dat ze naar de pianoles worden gevoerd enzovoort?

* De ziekte is niet besmettelijk, en ze kunnen de ziekte niet krijgen als ze dicht bij de zieke komen. Kinderen durven soms niet hetzelfde voedsel te eten, aan dezelfde tafel te zitten, of in hetzelfde huis te wonen, omdat ze vrezen de ziekte ook te krijgen.

* Niemand heeft schuld aan de ziekte, of heeft iets gedaan wat de ziekte heeft veroorzaakt. Jonge kinderen denken nog magisch, en menen soms dat zij iets kunnen veroorzaken door het te denken.

* Een correcte beschrijving van de behandeling. Je moet niet alleen de nadruk leggen op de hinderlijke neveneffecten, zoals de misselijkheid door de chemotherapie, maar ook op de positieve effecten die je nastreeft. Het is iets anders als je over chemotherapie spreekt als ‘geneesmiddelen die moeilijk te verdragen zijn maar wel beter kunnen maken’, dan als ‘die vreselijke behandeling’. De uitleg moet concreet en realistisch zijn. Als je zegt dat mama naar het ziekenhuis gaat om te genezen, en mama komt thuis in een rolstoel, voelen kinderen zich bedrogen. Wat hebben de dokters nu met mama gedaan? Een correcte en positieve stijl helpt om een positief beeld van de geneeskunde te ontwikkelen, en ook dat is iets wat je kinderen kunt meegeven voor later. Kinderen moeten soms vragen beantwoorden van andere kinderen, bijvoorbeeld als het uiterlijk van mama verandert. ‘Wat is er met het kapsel van je mama gebeurd? Waarom kan je papa niet meer autorijden? Waarom zit je papa in een rolstoel?’ Kinderen voelen zich veiliger als ze door goede informatie kunnen antwoorden op die vragen.

Gevoelens delen
Zelfs voor jonge kinderen is het belangrijk dat ze de ziekte begrijpen en dat ze de gevoelens die dit oproept, kunnen delen. Je kunt hen hiertoe uitnodigen door iets te zeggen als: ‘Je voelt je alleen, nu mama niet thuis is. Het is verdrietig als zij er ’s avonds niet is om je welterusten te zeggen.’ Een ander middel om gevoelens te bereiken en uit te drukken is het gebruik van spel. Een jong kind kan gebeurtenissen spelen. Zo creëert het een afstand van een pijnlijke en onmiddellijke realiteit. Tekeningen en het uitbeelden van de zieke met poppen, kan kinderen helpen om zich voor te bereiden op de werkelijke confrontatie met de wereld van ziekte en ziekenhuis en om de gevoelens te uiten die dit oproept. Je moet ook de school informeren over wat er in de familie aan de hand is. Als thuis onveilig wordt door de vele zaken die er veranderen, kan de school een veilige haven zijn. Als leerkrachten goed zijn voorbereid op wat er kan gebeuren, en weten hoe om te gaan met de vragen en de gevoelens van kinderen, kunnen ze die veiligheid nog versterken. Je moet eraan denken dat je aan kinderen niet alleen moet vragen hoe het met de zieke ouder is, maar ook hoe het met de kinderen zelf is.

Bijzondere momenten van samenzijn
Als de zieke ouder voor langere tijd in het ziekenhuis ligt, is het, ook voor jonge kinderen, belangrijk tijd door te brengen met de zieke ouder, zelfs als dit veranderingen vereist in de regels van het ziekenhuis, zoals dat kinderen onder een bepaalde leeftijd niet worden toegelaten. Jonge kinderen willen deze omgeving verkennen. Dat is vaak belangrijk om te begrijpen. Antwoorden op hun vragen naar wat, hoe en waarom, moeten worden gegeven in een eenvoudige taal die aansluit bij hun begripsvermogen. Kinderen hebben vaak hulp nodig voor het bezoek aan het ziekenhuis. Als ze bang zijn voor die ongewone omgeving, moet je vragen wat hen bang maakt. Soms hebben ze spijt van iets, of schuldgevoelens. Daardoor durven ze niet op bezoek te komen. Later hebben ze het er dan moeilijk mee dat ze in die laatste dagen niet meer op bezoek zijn geweest. Je kunt veel oplossen door eerst aandachtig te luisteren. Het is ook belangrijk dat ze de kans krijgen om af en toe alleen te zijn met de zieke ouder. Als je elkaar afwisselt tijdens de bezoekuren, moet je ervoor zorgen dat er voldoende bezoekmomenten aan de kinderen worden toebedeeld (Keirse, 2016b).
Je kunt van ziek zijn ook een tijd maken van bijzonder samenzijn, met extra aandacht voor de communicatie in het gezin en voor rituelen, zoals het toedekken van de kinderen, het samen vieren van een verjaardag of een ander gebeuren. Dit zijn belangrijke herinneringen voor later. Je kunt hen ook een boek laten maken – ‘Mijn boek over …’, met foto’s van belangrijke gebeurtenissen, tekeningen en herinneringen, waarin ze hun gevoelens kwijt kunnen. Kinderen kunnen soms nog niet goed verwoorden wat ze voelen, en waarom ze zich zo voelen. Een tekening kan hen helpen om iets aan de zieke mee te geven. Het kan later een mooie herinnering zijn. Want ook op dat punt begint later vandaag (Keirse, 2016a).

Sleutels openen de deur naar de toekomst
Hoe de toekomst er uitziet voor kinderen na het sterven van iemand die hen nabij was, wordt bepaald door de opvang die ze hebben gekregen. De bos met sleutels die de deuren naar de toekomst voor kinderen openen, ligt reeds klaar aan het begin van een levensbedreigende ziekte, maar raakt soms verloren in de stress die je ervaart in de laatste periode van het leven. Zowel de zieke als de familie moeten echter weten dat er in de opvang van kinderen vier sleutels zijn die je moet hanteren.

* Luisteren naar wat kinderen te zeggen hebben. Kinderen zijn leermeesters over wat ze nodig hebben. Je moet niet alleen luisteren naar wat ze zeggen, maar ook naar de woorden die niet worden gesproken, maar die je leest in hun ogen, gedrag, spel en tekeningen. Spelen is de dagelijkse arbeid van kinderen en hierin verwerken ze wat moeilijk is.

* Informatie. Kinderen hebben het recht om alles te weten over wat er met een dierbare aan de hand is, over hoe het zich zal ontwikkelen, over wat hen te wachten staat enzovoort. Je moet hun vragen niet wegwuiven, maar hen actief uitnodigen ermee te komen en ze serieus nemen.

* Genegenheid en tederheid. Als kinderen zeer gesloten zijn, kan warmte en genegenheid hen uitnodigen zich te openen, zoals een bloem ontluikt door de warmte van de zonnestralen.

* Herinneren. Alle herinneringen die je kunt bewaren aan woorden, gebaren en gebeurtenissen uit deze periode, kunnen een bron van levenskracht zijn voor de toekomst. Deze herinneringen moet je ook levendig houden in de toekomst. Het wordt vaak een bron waaruit je later kunt putten.

Manu Keirse, klinisch psycholoog, is emeritus hoogleraar aan de Faculteit Geneeskunde aan de KU Leuven. Email: emmanuel.keirse@kuleuven.be

Literatuur

Keirse M. (2016a). Later begint vandaag. Antwoorden over de laatste levensfase, palliatieve zorg en euthanasie. Tielt: Lannoo (9de druk).

Keirse M. (2016b). Helpen bij ziekte en pijn. Een gids voor de patiënt, de familie en de zorgverlener. Tielt: Lannoo (7de druk).

Keirse M. (2016c). Kinderen helpen bij verlies en verdriet. Een gids voor al wie van kinderen houdt. Tielt: Lannoo (15de druk).

Keirse M. (2016d). Helpen bij verlies en verdriet. Een gids voor het gezin en de hulpverlener. Tielt: Lannoo (32ste druk).