Doodse stilte

Toen mijn zoontje, een talig kleutertje van vier jaar oud, mij geheel onverwacht vroeg: “Is de dood ook dood?”, was ik even stil. Langer stil en stiller dan wat ik van mezelf gewend ben als ik vragen krijg waarop ik niet of niet meteen het antwoord weet.

Die stilte gaf me ruimte om compassie te voelen, omdat ook hij de universele kwetsbaarheid van het leven ontdekt. En zo kreeg ik ook ruimte om verder te zoeken dan louter naar een antwoord op deze vraag. Te bedenken naar wat eraan voorafging. Wat voor een denkwerk had er mogelijk al plaatsgevonden voordat dit mannetje zo’n – voor mij – inspirerende vraag stelde? Inspirerend omdat deze vraag me even stilzette. Is de dood in zijn beleving een persoon? Of is het een ruimte waarin leven geen plaats meer heeft? En is de dood dus mogelijk een tegenovergestelde plek van zijn leefwereld, waarin alles dat kan leven ook echt leeft, en zodra het dood is verdwijnt, opgeruimd wordt, uit het zicht, naar de dood, waar de dood ook dood is? Ach, ik weet het niet. En wat ik erover bedenken kan, is ook niet zo belangrijk. Overdenken hoeft immers niet altijd tot een uitkomst te leiden.

Misschien is stilte wel de kracht van taal. Stilte zet woorden kracht bij. Immers, hoe meer woorden, hoe minder ze waard zijn. Stilte schept de mogelijkheid echt te luisteren, de ander de volle aandacht te geven. Je eigen behoefte om wat te zeggen even te verlaten om er zo echt voor de ander te kunnen zijn. En stilte maakt reflectie mogelijk.

Woorden geven aan onze binnenwereld
Natuurlijk geeft taal ons als mensen een enorme rijkdom. Het schept de mogelijkheid woorden te geven aan onze binnenwereld. En door de eindeloze variatie aan taal, kan dat taalgeven ook heel genuanceerd gebeuren. Kinderen laten ons zien dat taal zo belangrijk is. Ze maken al in hun eerste levensjaar betekenisvolle klanken en spreken hun eerste woordjes vaak al voordat ze hun eerste verjaardagskaars uitblazen – of althans daar een poging toe wagen. En toch blijft stilte misschien wel het grootste geschenk dat we elkaar én onszelf kunnen geven in deze soms zo onrustige, lawaaiige en verwarrende wereld. En mijn antwoord op de vraag? “Ik weet het niet zo goed.” Waarop mijn zoontje zei: “Ach, het maakt denk ik ook niet zo veel uit.”

Praten met kinderen, wat een rijkdom