3-2025 Inleiding
Ouderschap onder druk
Een blik op pril ouderschap vanuit Infant Mental Health-perspectief
Die themanummer is gewijd aan het prille ouderschap. We staan stil bij de uitdagingen die gepaard kunnen gaan met de transitie naar ouderschap en die het aangaan van een emotionele verbinding met het jonge kind, kunnen compliceren. Het zogenoemde Infant Mental Health-veld (IMH-veld) bestaat inmiddels uit een breed scala aan professionals die vanuit verschillende disciplines zorg bieden aan jonge gezinnen. Vanuit deze IMH-visie staat de relatie centraal, en de problematiek waarmee een gezin zich aanmeldt wordt begrepen vanuit de context van de dyadische of triadische relaties binnen het gezin. Deze visie vraagt om een open, oordeelvrije blik met nieuwsgierigheid naar de (culturele) context van het kind en het gezin. Problemen worden domeinover stijgend begrepen vanuit een integrale analyse waarbij diverse ontwikkelingsgebieden van het jonge kind en ook van de ouder(s) worden betrokken. Dit met als doel de juiste port of entry te vinden voor behandeling en verandering in gedrag en/of representaties binnen het gezinssysteem te bewerkstelligen.
De auteurs die een bijdrage geleverd hebben aan deze aflevering zijn deels werkzaam binnen de volwassenen-ggz, jeugd-ggz, of een combinatie hiervan. De transitie van de jeugdzorg in 2015 heeft het transdisciplinair werken, dus vanuit een gedeelde IMH-visie vanuit jeugd- en volwassenen-ggz, tot een grotere uitdaging gemaakt vanwege de finan ciële knip (zorg gefinancierd door de gemeente of zorgverzekering). IMH beweegt zich juist op het grensvlak tussen volwassenen- en jeugdzorg. Het gaat over het gedrag van de baby, over het gedrag van de ouder(s), alsook over hun binnenwerelden: wat ziet en denkt de ouder wanneer deze naar de baby kijkt en wat ziet en denkt de baby wanneer zij/hij naar de ouder kijkt. Eigen trauma’s en/of kwetsbaarheid bij ouders kunnen hun blik op de baby vertroebelen, waardoor het kind moeilijker of ‘verkeerd’ gelezen wordt (bijvoorbeeld de overtuiging dat de baby huilt om de ouder te pesten), waardoor de ouder niet goed kan aansluiten bij de emotionele ontwikkelingsbehoeftes van het jonge kind. Deze eerste fase in het ouderschap biedt enorme kansen voor groei en ontwikkeling bij zowel ouders als het jonge kind alsook risico’s ten aanzien van het overdragen van trans generationeel trauma. Want, hoe kun je je kindje geven wat je zelf in je jeugd hebt moeten missen? Het ouderschap anders te doen dan wat ouders zelf hebben meegekregen, vormt veelal de motivatie van ouders om hulp te zoeken, juist in deze fase. Ouderschap is vaak een zeer bewuste keuze, en wanneer dit niet zo is, zijn ouders zich hier juist zeer van bewust en kunnen hierover schuldgevoelens bestaan. Niet zelden leggen ouders de lat niet alleen hoog voor zichzelf ten aanzien van het ouderschap, maar ook ten aanzien van de mate waarop zij verantwoordelijkheid voelen voor de gezondheid en het welzijn van hun kindje. De auteurs nemen de lezer in dit themanummer Ouderschap vanuit IMH-visie mee op reis door een stukje geschiedenis naar de psychoanalytische oorsprong van IMH en één van de grote inspirators van de IMH-visie: Winnicott. Marcel Schmeets laat in zijn essay over het gedachtegoed van Winnicott zien hoe de baby zich emotioneel ontwikkelt binnen de relatie met zijn verzorger (hier nog vaak de moeder). Winnicotts visie op de ouder kindrelatie helpt te begrijpen wat soms gemist wordt, maar ook wat nog kan worden gerepareerd. Marcel pleit voor de mogelijkheid om als therapeut waar nodig langdurige trajecten te bieden in een tijdperk waarbinnen we als professional vaak gedwongen worden kortdurend en symptoomgericht te werken. Het is goed om met elkaar vanuit de inhoud te blijven verkennen wat de winst kan zijn van intensievere of langer durende trajecten ten aanzien van het voorkómen dat onderliggende schadelijke interactiepatronen binnen gezinnen zich blijven herhalen.
Cecile Gunning en Marja Rexwinkel belichten de risicovolle ouder-kindrelatie wanneer sprake is van parentificatie. Alhoewel de term parentificatie of rolomkering direct negatieve connotaties kent, slagen zij erin juist de gelaagdheid te belichten. De zwaarte van parentificatie hangt vooral af van de mate waarin erover gementaliseerd kan worden, er woorden aan gegeven zijn en er erkenning is geboden richting het kind voor de ‘volwassen’ taken die hij of zij (tijdelijk) op zich heeft moeten nemen. Want, juist het ongemerkt en ongezien dragen van emotionele lasten is zwaar en moeilijk te dragen. Janine Driessen en Liesbet Nijssens laten zien hoe een mentaliseren bevorderende ouder kindbehandeling werkt bij ouders met persoonlijkheidsproblematiek. Aan de hand van een casus leggen zij uit op welke manier ouders leren reflecteren op zichzelf, op het ouderschap en ze zich leren verplaatsen in het perspectief van hun kindje. Deze ouders ontdekken wat het kan opleveren om na te denken over de intenties van het gedrag van hun kindje, om zo ook weer te ontdekken wat hun antwoord kan zijn richting het kind. In de bijdrage van Marijke Boer – aangevuld met een casus van mijzelf – leest u dat wanneer sprake is van autisme, in dit geval bij een moeder, er specifieke uitdagingen kunnen bestaan binnen het ouderschap. De moeder uit de casus ervaart regelmatig overprikkeling waardoor haar eigen spanning fors kan oplopen. Visualisatie van deze spanning in een ladder helpt haar om grip te krijgen op haar emotieregulatie. Alleen vanuit een rustig brein lukt het om de emotionele behoeftes van haar kind te lezen en hierbij aan te sluiten. Zelfzorg is dus essentieel om emotioneel beschikbaar te kunnen zijn voor haar kindje. De weg naar mentaliseren in deze behandeling was er één van samen doen, samen ontdekken, soms praktische tips geven, veel uitproberen en hierop reflecteren om haar te helpen anticiperen op toekomstig gedrag van haar kind.
Het laatste artikel is van Hanna Stolper. Zij is afgelopen jaar gepromoveerd op een onderzoek naar contextueel, gezinsgericht behandelen binnen de ggz. Hanna laat in haar artikel zien hoe professionals vanuit de jeugd- en volwassenen-ggz samenwerken rondom gezinnen. De klinische opbrengst zit met name in het voor de gezinnen voorkómen van transgenerationele overdracht van problemen. Voor hulpverleners is de opbrengst om te leren van elkaar, samen te kunnen denken over deze gezinnen en de samenhang van problemen. Laat ook dit artikel inspiratie zijn ten aanzien van hoe we de hulp met elkaar beter kunnen organiseren, zodat we het hele gezin in mind kunnen houden