Een angststoornis wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een pathologische (ziekelijke) angst. Als angst geen reële grond heeft en iemand sociale problemen ondervindt, is er sprake van een stoornis.

In de DSM-V worden de volgende specifieke angststoornissen beschreven:

  • Separatieangststoornis
  • Selectief mutisme
  • Specifieke fobie
  • Sociale-angststoornis
  • Paniekstoornis
  • Agorafobie
  • Gegeneraliseerde-angststoornis
  • Angststoornis door een middel/medicatie
  • Angststoornis door een somatische aandoening
  • Andere gespecificeerde angststoornis
  • Ongespecificeerde angststoornis

De validiteit van deze angststoornissen als op zich staande stoornissen is, sinds de introductie van de DSM-III in 1980, onderwerp van discussie. Een belangrijk element hierbij is het gegeven dat de meeste kinderen en jeugdigen met een angststoornis daarnaast nog één of meer angststoornissen hebben.

De posttraumatische stressstoornis en acute stressstoornis worden elders op de site beschreven onder het thema trauma en kindermishandeling. De obsessief-compulsieve stoornis wordt beschreven bij het thema dwangstoornis / OCS. In het thema middelenmisbruik & comorbiditeit is informatie terug te vinden over de behandeling van verslaving. Bij een angststoornis door alcohol of drugs neemt de angst meestal af wanneer de verslaving wordt behandeld.

Bron: Kenniscentrum Kinder- en Jeugdpsychiatrie.

Lees verder op de website van het Kenniscentrum:

Angst bij kinderen en adolescenten: diagnose, behandeling en medicatie.

Lees verder in de GGZ-Standaard:

Standaard Angst.

Lees verder op de website van het Britse National Institute for Health and Care Excellence (NICE):

Anxiety disorders
Quality Standard QS53