Boek. Scarpa, A., Williams White, S., & Attwood, T. (2014). CGt voor kinderen en adolescenten met hoogfunctionerend autismespectrumstoornissen.
Amsterdam: Pearson, 328 p., € 40,80.
ISBN 978 90 265 2271 0

In dit overzicht van de cognitief gedragstherapeutische behandeling van kinderen en jongeren met een stoornis in het autistisch spectrum (ASS) is het klinische inzicht en wetenschappelijk onderzoek van deskundigen uit de hele wereld gebundeld. De Nederlandstalige uitgave ervan is voor ons land geschikt gemaakt door Ina van Berckelaer-Onnes, emeritus hoogleraar orthopedagogiek. Het resultaat is een degelijk, bijna encyclopedisch overzicht van Cgt-programma’s uit de hele wereld, die alle pretenderen wetenschappelijke evidentie te hebben of te zullen krijgen. Ik schat in dat een jonge onderzoeker, die op zoek is naar evidence based programma’s op dit gebied, kan volstaan met het raadplegen van dit boek. Temeer daar het is voorzien van uitgebreide referenties, met verwijzingen naar de meest toonaangevende artikelen.

Het boek bestaat uit vijf delen met hoofdstukken die alle een zelfde structuur hebben. Dit maakt het helder en overzichtelijk. Deel 1 geeft een degelijk overzicht van de herkomst en historie van CGt in het algemeen, gevolgd door dat van aanpassingen voor CGt voor kinderen en jongeren met hoogfunctionerend ASS (de term hoogfunctionerend betekent in dit verband dat het mensen betreft met een IQ van > 70). Extra aandacht wordt besteed aan het diagnostisch onderzoek en het opstellen van een behandelplan. Vervolgens besteden deel 2, 3 en 4 aandacht aan veel voorkomende problemen bij mensen met ASS, zoals op het gebied van angst, gedrag (met name in de vorm van woedebuien), sociale competentie en op het gebied van ervaren, begrijpen, affectieve uitingen en seksualiteit. Voor elk van deze thema ‘s wordt een eigen CGt-programma besproken. In deel 5 worden de eerder beschreven interventies samengevat en doen de auteurs aanbevelingen voor wetenschappelijk en klinisch onderzoek. De voornaamste aanpassingen van CGt voor kinderen en adolescenten met aan ASS gerelateerde problemen die worden aanbevolen zijn:

  • Meer structuur en meer gebruik van visuele middelen
  • Ouders meer betrekken als hulpego en co-therapeut
  • Meer rekening houden met de specifieke behoeften en interesses van deze groep
  • Meer affectieve educatie (met uitleg over emotieherkenning, al of niet gerelateerd aan gedachten en gedrag)
  • Meer aandacht aan versterking van sociale vaardigheden

De term CGt is daarom wat verraderlijk. Het klopt dat veel interventies gebruik maken van ingrediënten uit CGt-behandelprotocollen voor angst en gedragsproblemen, maar er wordt ook geput uit bestaande kennis over sociale cognitie en - competentie. Overigens blijken er nog geen vergelijkbare specifieke programma’s te zijn ontwikkeld voor stemmingsproblemen bij adolescenten met ASS, terwijl een grote groep adolescenten juist met deze problemen kampt.
Hoe zal de clinicus dit boek waarderen en waarvoor zal hij het gebruiken? Het is bemoedigend te zien dat voor deze groep kinderen en adolescenten inmiddels wereldwijd al heel wat blijkt te zijn (of worden) ontwikkeld. Lange tijd wisten psychotherapeuten niet goed raad met dit soort problemen. Wel zie ik bij al die nieuwe programma’s veel overlap met de CGt-programma’s voor angst- en gedragsproblemen die wij in Europa al lang kennen. Dit geeft het prettige gevoel dat we goed op de hoogte zijn, maar ook de minder fijne gedachte van een te grote overdaad aan interventies, die elk net iets anders, maar tenslotte heel vergelijkbaar met hun rijtjes en werkbladen komen. Wanneer je dit boek achter elkaar uitleest, maakt dit, althans op mij, een nogal saaie indruk. Gelukkig zijn hierop positieve uitzonderingen, zoals twee behandelmethoden waarover ik met extra interesse las.

Om te beginnen de MASSI, (Multimodal Anxiety and Social Skills Intervention) die we tegenkomen in het hoofdstuk over angst en die bedoeld is voor adolescenten ter vermindering van angst en verbetering van sociale vaardigheden. De methode is gebaseerd op een bidirectioneel model, dat stelt dat het tekort in het sociaal functioneren angst genereert, welke op zijn beurt de sociale tekorten versterkt. De clinicus herkent hier onmiddellijk de sociale vermijding, die zo hardnekkig kan zijn. Het programma besteedt op een mooie manier aandacht aan de combinatie van deze twee problemen. Wel is het jammer dat het bij mijn weten in Nederland nog niet beschikbaar is.

Dit geldt ook voor het sociaal-seksueel onderwijsprogramma van Isabelle Hénault voor adolescenten, beschreven in het vijfde deel. Dit programma gaat respectvol in op de problemen die jongeren met ASS ondervinden op het gebied van intieme relaties en seksualiteit. Ondanks dat dit programma bij mijn weten niet in Nederland te krijgen is, kunnen ervaren clinici in dit hoofdstuk voldoende informatie vinden om een dergelijk programma verder zelf te ontwikkelen.

Samenvattend waardeer ik dit boek vooral vanwege alle bruikbare kennis die onderzoeker en behandelaar eraan kunnen ontlenen. Voor mij zal het een naslagwerk zijn, dat je van tijd tot tijd uit de kast haalt, op zoek naar diagnostische methoden, behandelinterventies of referenties. Het stelt ons weer iets beter in staat hulp te bieden aan kinderen en adolescenten met hoogfunctionerend ASS, die geplaagd worden door al die bijkomende problemen op het gebied van angst, gedrag, sociale competenties en seksualiteit.

Carolien Gevers, klinisch psycholoog/psychotherapeut bij praktijk Wei43 te Amsterdam.

e-mail: caroliengevers@gmail.com
Deze boekbespreking is eerder verschenen in het Tijdschrift Kinder- en Jeugdpsychotherapie, 2016, nummer 1.