Vluchten voor oorlog is vrijwel altijd heftig en kan langdurige en slepende psychische gevolgen hebben, maar over de behandeling van trauma bij asielzoekers- en vluchtelingen-kinderen is zo goed als niets bekend. Eind 2018 waren 70,8 miljoen mensen op de vlucht voor oorlog en geweld. Hiervan bevindt zich 85 procent in ontwikkelingslanden. In 2018 zijn 586.530 asielaanvragen geweest in Europa, waarvan 20.353 in Nederland. Ruim honderdduizend vluchtelingen werden in de laatste jaren in Nederland opgevangen (Rapport vluchtelingen in getallen, VluchtelingenWerk Nederland, 2019).

Op het moment dat een asielzoeker een vergunning ofwel een status krijgt, spreken we van een vluchteling. Een grote groep van deze vluchtelingen kampt met psychische klachten, met name klachten op het gebied van posttraumatische stressstoornis (PTSS), maar ook angst en depressieve klachten komen veel voor. De prevalentie van PTSS onder asielzoekers en vluchtelingen wordt geschat op 20 procent, terwijl de prevalentie van PTSS onder de Nederlandse bevolking geschat wordt op 7,6 procent (Gerritsen et al., 2006). De exacte cijfers, met name bij kinderen, ontbreken echter nog. Duidelijk is wel dat onder deze groep het psychische lijden, in het bijzonder PTSS-, depressie- en angstklachten, groot is (Soydas & Mooren, 2015).

Behandeling posttraumatische stressstoornis
In zowel Nederlandse als internationale multidisciplinaire richtlijnen voor het behandelen van posttraumatische stressstoornis wordt als eerste keuzebehandeling traumagerichte cognitieve gedragstherapie (CGt) of Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR-therapie) aanbevolen (Balkom et al., 2013; Bisson, Roberts, Andrew, Cooper, & Lewis, 2013). Hoewel het gros van de onderzoeken naar de effectiviteit van EMDR bij volwassenen is gedaan, blijkt EMDR eveneens een effectieve interventie te zijn voor PTSS bij kinderen en jeugdigen (De Roos et al., 2011; Verlinden & Lindauer, 2015). Ook bij kinderen wordt nationaal en internationaal traumagerichte CGt en EMDR als eerste keuze behandeling aanbevolen (Verlinden & Lindauer, 2015). Uit vergelijkingsstudies blijken traumagerichte CGt en EMDR namelijk even effectief (Jaberghaderi, Greenwald, Rubin, Zand, & Dolatabadi, 2004; De Roos et al., 2011; Diehle, Opmeer, Boer, Mannarino, & Lindauer, 2015).

EMDR bij asielzoekers- en vluchtelingenkinderen
De zeer zeldzame studies naar de effectiviteit van EMDR bij asielzoekers- en vluchtelingenkinderen suggereren voorzichtig enige positieve effecten. Oras, De Ezpeleta en Ahmad (2004) hebben in hun onderzoek naar de effectiviteit van EMDR bij dertien vluchtelingenkinderen met PTSS-symptomen een significante reductie van de klachten gevonden. Een vergelijkbare studie, waarbij kinderen (N=12) die blootgesteld zijn aan de Irak-oorlog EMDR-therapie kregen, liet ten opzichte van de controlegroep (N = 25) vermindering van traumaklachten zien (Wadaa, Zaharim en Alqashan, 2010). Uit een andere studie waarbij naar de werking van EMDR bij vluchtelingenkinderen is gekeken, bleek een groepsprotocol positieve resultaten op te leveren voor de traumaklachten (Zagrhout-Hodali, Alissa & Dodgson, 2008). Behalve EMDR lijkt narratieve exposuretherapie voor kinderen (KID-NET) ook een veelbelovende interventie. In een Duits onderzoek bleek deze interventie bij asielzoekerskinderen significante afname van de klachten op te leveren in vergelijking tot een wachtlijstconditie (Ruf e.a., 2010).
In de dagelijkse praktijk wordt vaak EMDR aangeboden bij asielzoekers- en vluchtelingenkinderen. De vraag is of we onze westerse behandelingsmogelijkheden kunnen toepassen bij deze bijzondere patiëntengroep. De huidige studie tracht een bijdrage te leveren op dit punt.

Doel
De doelstelling van dit onderzoek is vast te stellen of EMDR een bruikbare en effectieve behandelingsmethode is bij getraumatiseerde asielzoekers- en vluchtelingenkinderen. De hypothese van de onderzoekers is dat deelname aan EMDR-behandeling een reductie geeft van PTSS-klachten voortkomend uit oorlogstrauma, en een verbetering van de kwaliteit van leven.

Methode
Deelnemers aan dit onderzoek waren asielzoekers- en vluchtelingenkinderen en -jongeren tussen zes en achttien jaar met de classificatie PTSS volgens de DSM-5. Doorverwijzing vond plaats in het kader van een samenwerking tussen de Opvoedpoli Den Helder (een ambulante jeugd-ggz-instelling), de Asielzoekerscentra Den Helder en de sociale wijkteams in de regio die zich bezighouden met psychosociale zorg voor asielzoekers- en vluchtelingenkinderen. De exclusiecriteria waren ernstige psychiatrische comorbiditeit, zoals een eetstoornis, psychotische stoornis (anders dan psychotische kenmerken voortkomend uit PTSS), bipolaire stoornis, persoonlijkheidsstoornis, suïcidaliteit en drugs- of alcoholafhankelijkheid. Gedurende de looptijd van het onderzoek werden 25 vluchtelingenkinderen gezien. Aan het onderzoek namen twaalf kinderen (N = 12) deel in de leeftijd van zeven tot achttien jaar, van wie zeven jongens en vijf meisjes. De overige dertien kinderen werden om diverse redenen (geen toestemming voor deelname, verhuizing of overplaatsing) niet meegenomen in dit onderzoek. Zie tabel 1 voor verdere beschrijving van de deelnemende en uitgevallen participanten.

Esan (1)
De achtjarige Esan komt op het moment van aanmelding al enkele weken niet meer buiten. Hij is erg angstig en gaat niet meer naar school. De keren dat hij op school verscheen, was hij teruggetrokken en stil. Bij een ruzie heeft hij een jongen naar zijn keel gegrepen en bovendien heeft hij een keer de juf in het gezicht geslagen. Thuis klampt hij zich vast aan vader, heeft hij nachtmerries en is hij erg ongehoorzaam, aldus vader. Esan tekent graag en vader laat trots zijn tekeningen zien, waarop veelal wapens en schietpartijen te zien zijn. Vader zelf maakt een sombere indruk en piekert veel over het overlijden van zijn eigen vader en de situatie in Syrië, maar wil niks met hulpverlening te maken hebben. Hij gaat inmiddels ook niet meer naar de huisarts, omdat de huisarts aandringt op psychologische behandeling voor vader. Moeder is vooral verdrietig omdat ze haar familie heeft moeten achterlaten. Ook zijn er grote financiële problemen. Om deze reden is het sociaal wijkteam ook bij het gezin betrokken geraakt en onder dreiging van een Veilig-Thuismelding werkt vader mee met hulpverlening voor zoon. De behandelaar gaat voor de intake op huisbezoek en blijkt een goede match te zijn. Vader lijkt zich gauw op zijn gemak te voelen. Hij praat vrijuit en legt Esan uit dat hij met de behandelaar mag praten. Hoewel de ouders zelf geen behandeling willen en met name vader forse kenmerken van PTSS en depressie laat zien, wordt toch besloten om met traumabehandeling voor Esan te starten. De ouders en Esan kregen veel steun van een kennis die al geruime tijd in Nederland woont en van een vrijwilliger vanuit VluchtelingenWerk.

Procedure
Aangemelde cliënten doorliepen allemaal de standaard intakefase, waarbij ouders vooraf per e-mail de klachtenlijst Strengths and Difficulties Questionnaire (SDQ) ontvingen. Helaas bleek deze lijst later niet bij alle geïncludeerde deelnemers correct en volledig te zijn ingevuld, waardoor de bevindingen niet meegenomen kunnen worden in het onderzoek. Bij vermoeden van PTSS bij de intake werden de specifieke klachtenlijsten afgenomen bij de kinderen en volgde een verlengde intake. Voor het classificeren van PTSS werden door middel van een gestructureerd gesprek de criteria van DSM-5, sensitief naar ontwikkelingsleeftijd, uitgevraagd door een ervaren behandelaar (M.U., gezondheidszorgpsycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog). Deelnemers aan dit onderzoek zijn allen gezien door dezelfde behandelaar.
Wanneer de classificatie PTSS werd vastgesteld, werden cliënten volgens ‘informed consent’ benaderd voor deelname aan het onderzoek. Uiteraard werd bij afzien van deelname aan het onderzoek wel de geïndiceerde behandeling gegeven. Bij de EMDR-behandeling werd gebruikgemaakt van het basisprotocol, zoals opgesteld door de Vereniging EMDR Nederland (De Roos, Beer, De Jongh & Ten Broeke, 2015). Bij alle patiënten werd gebruikgemaakt van het kinderprotocol (tot achttien jaar). Direct na de EMDR-behandeling vond een tweede meting en drie maanden later een derde meting plaats. Alle deelnemers kregen behalve de EMDR-behandeling een coach toegewezen voor praktische ondersteuning en voor de beantwoording van pedagogische vragen, zoals gebruikelijk bij De Opvoedpoli. Het aantal EMDR-sessies varieerde van twee tot zes. De sessies vonden in alle gevallen plaats met een tolk, fysiek aanwezig of telefonisch. De betrokkenheid van de coach was naar behoefte.

Jemal (1)
De zeventienjarige Jemal wordt via de voogdij-instelling NIDOS (jeugdbescherming voor vluchtelingen) aangemeld voor hulp bij gedragsproblemen en intelligentieonderzoek, omdat hij na twee jaar in Nederland geen passend onderwijs heeft gevonden. Hoewel Jemal tijdens de intake aanvankelijk veel weerstand laat zien en terughoudend is, vertelt hij dat hij op zijn veertiende uit Eritrea gevlucht is, samen met twee vrienden. Een van de vrienden is al vrij snel om het leven gekomen in Soedan. Ook Jemals leven hing aan een zijden draad nadat hij dagenlang niet gegeten en alleen slecht drinkwater gedronken had. Later is hij zijn andere vriend uit het oog verloren en heeft hij vele andere vluchtelingen zien doodgaan vanwege geen of slecht voedsel of soms door marteling. Uiteindelijk heeft hij na deze barre tocht, via Zuid-Europa, Nederland bereikt. In Nederland blijkt hij lastig zijn draai te kunnen vinden. Jemal moet veel terugdenken aan Eritrea en aan de vlucht en krijgt daar een naar gevoel van. Hij eet en slaapt slecht en heeft soms nachtmerries. Hij is prikkelbaar, waardoor hij snel in conflict raakt met de leraren op school. Bij een eerder IQ-onderzoek bleek hij laag in de 70 te scoren. Maar tijdens de intake maakt hij niet de indruk laagbegaafd te zijn. Vanwege zijn gedrag en IQ-score valt hij op school tussen wal en schip. Intelligentieonderzoek wordt afgeraden en traumabehandeling voorgesteld.

Dataverzameling
De vragenlijsten zijn afgenomen door de coach of een stagiair. Bij alle kinderen is de SLE (traumatische ervaringen), de CRIES-13 (traumaklachten) en de KIDSCREEN-10 (kwaliteit van leven) afgenomen. De SLE werd alleen bij de eerste meting afgenomen en de overige lijsten bij alle metingen.

SLE
De Stressful Life Events Checklist (SLE) werd afgenomen om de hoeveelheid en type traumatische ervaringen in kaart te brengen (Bean, Eurelings-Bontekoe, Derluyn & Spinhoven, 2004). Die kent twaalf gesloten vragen die met ja of nee beantwoord kunnen worden en een open vraag waarbij de mogelijkheid bestaat tot het opgeven van andere gebeurtenissen.

CRIES-13
De Children's Revised Impact of Event Scale (CRIES-13) betreft een doe-het-zelfvragenlijst voor posttraumatische stressklachten voor kinderen van zeven tot achttien jaar. De vragenlijst bestaat uit drie schalen: herbeleving (vier items); vermijding (vier items) en verhoogde prikkelbaarheid (vijf items) (Perrin, Meiser-Stedman & Smith, 2005). Uit onderzoek van Verlinden en collega’s (2014) bleek de CRIES-13 onder Nederlandse populatie een betrouwbare en valide vragenlijst om de posttraumatische klachten te meten.

KIDSCREEN-10
De KIDSCREEN-10-index is een vragenlijst om de kwaliteit van leven van kinderen en jongeren te meten. De lijst is een verkorte versie van KIDSCREEN 52 en 27 en bestaat uit tien onderdelen die op een vijfpuntsschaal gescoord worden. Het betreft het fysiek, emotioneel, sociaal en cognitief functioneren van het kind of de jongere (Erhart e.a., 2009). De vragenlijst kent een goede interne consistentie (Cronbachs alfa = .82) en heeft een goede test-hertestbetrouwbaarheid (r = .73) (Kidscreen.org, 2016).

Esan (2)
Esan en zijn ouders krijgen uitleg over PTSS en EMDR. De ouders krijgen folders over PTSS en EMDR in het Arabisch. De psycho-educatie over PTSS verloopt soepel, omdat de lijdensdruk hoog is en de ouders zelf de link leggen tussen zijn klachten en de oorlog. Gestart wordt met casusconceptualisatie en EMDR-behandeling voor Esan. De behandeling vindt thuis plaats met een telefonische tolk. Om de invloed van de tolk te minimaliseren en de vaart erin te houden, heeft de behandelaar enkele zinnetjes in het Arabisch geleerd. Bijvoorbeeld: ‘Wat komt er in je op?’ en ‘Concentreer je daarop’. Als target maakt Esan twee tekeningen. De SUD-score (subjective units of disturbance, meting van de emotionele reactie) geeft hij aan met zijn handen. Bij beide tekeningen wordt de SUD nul, oftewel de handen helemaal tegen elkaar. In totaal krijgt Esan drie sessies EMDR. Bij een huisbezoek enkele weken later geeft vader aan dat zijn zoon is bevrijd van zijn angsten. Hij luistert beter, gaat weer naar school en wordt ’s nachts niet meer huilend wakker. Ook tekent hij nu meer spelende kinderen en mooie huizen, volgens vader. Hij staat versteld van het effect van EMDR. Hoewel de situatie rondom Esan hem nu meer rust geeft, lijkt vader zelf er duidelijk doorheen te zitten. Hij vraagt of hij ook in behandeling mag.

Statistische analyses
Om het effect van de EMDR-behandeling te meten en de metingen onderling met elkaar te vergelijken, werd gebruikgemaakt van de paired samples t-toets. Om de mate van verandering te bepalen is gebruikgemaakt van de formule: (M1-M2)/ SD1.

Resultaten
De demografische gegevens van zowel de geïncludeerde participanten als de uitgevallen kinderen staan vermeld in tabel 1. De kinderen waren voor het overgrote deel afkomstig uit Syrië. Veruit de meeste geïncludeerde deelnemers verbleven in een eigen woning (in tegenstelling tot de uitgevallen deelnemers) en hadden een verblijfsvergunning. De kinderen rapporteerden op de SLE verschillende trauma’s. Alle trauma’s waren gerelateerd aan oorlog, maar ook bijvoorbeeld aan het overlijden van een dierbare (83,3%), ingrijpende veranderingen in de gezinssituatie (58,3%), getuige van lichamelijke mishandeling en lichamelijke mishandeling (33,3%).
Om het effect van EMDR te toetsen, werd gebruikgemaakt van de paired samples t-toets. Het blijkt dat alle deelnemers (N = 12) afname van de totale traumaklachten laten zien op de CRIES-13 direct na de EMDR-behandeling (M1 = 39,75, SD = 14,45; M2 = 6,67, SD2 = 6,61). Deze afname is significant: t (11) = 7,681, p = 0,000. Na drie maanden follow-up (N = 10) blijken de traumaklachten stabiel gebleven te zijn (M2 = 5,30, SD2 = 5,62; M3 = 3,20, SD3 = 3,65). Deze afname is niet significant: t (9) = 2,099, p = 0,089. De mate van verandering direct na de behandeling is 2,271 SD (M1-M2 = 32,83 met 95%-BI: 23,43;42,24).
Uit de KIDSCREEN blijkt een toename van de kwaliteit van leven (M1 = 23,67, SD1 = 6,64; M2 = 34,50, SD2 = 3,63). Deze toename is significant:
t (11) = 9,184, p = 0,000. Na drie maanden follow-up blijkt de algemene gezondheid nog verder toegenomen te zijn (M2 = 34,80, SD2 = 3,94; M3 = 37,20, SD3 = 3,99). Deze toename is significant: t (9) = 3,774, p = 0,004. De mate van verandering direct na de behandeling is 1,632 SD (gebruikte formule: (M1-M2)/ SD1) (M1-M2 = 10,833 met 95%-BI: 8,24;13,43).

Jemal (2)
Hoewel Jemal nooit van PTSS had gehoord en EMDR maar vaag vond, wilde hij het wel proberen. De start van EMDR was wat onwennig. Jemal moest regelmatig lachen bij het bekijken van een video over EMDR en ook bij het begin van de EMDR-behandeling. Ondanks dat Jemal EMDR aanvankelijk maar niks vond, voelde hij zich meer begrepen en stelde hij zich steeds meer open. Er werd in overleg met zijn coach (een Arabische man bij wie hij inwoont) besloten met de behandeling te starten. Hij wilde overigens absoluut geen tolk bij de behandeling. Als target had hij de martelingen van vluchtelingen tijdens de vlucht, het gezicht van zijn vader bij het afscheid in Eritrea en een plaatje van wat er met hem onderweg had kunnen gebeuren. Na drie EMDR-sessies gaf hij aan minder aan nare situaties te denken en er ontstond ook ruimte om aan leuke herinneringen uit het verleden te denken. Via internet liet hij de behandelaar filmpjes zien over het leven in de regio waar hij vandaan komt en op de wereldkaart zijn vlucht naar Nederland. Ook lukte het hem zonder zichtbare spanning om zijn uitgebreide vluchtverhaal, soms met handen en voeten, te vertellen. Eveneens slaagde het NIDOS erin een school voor hem te vinden. Jemal sprak met de behandelaar af elkaar na drie maanden nog eens te zien. Bij die gelegenheid zag de behandelaar een beduidend opgewektere jongen. Hij had het meer naar zijn zin op zijn nieuwe school en had zich aangemeld bij een voetbalvereniging. Een intelligentieonderzoek bleek niet meer nodig.

Discussie
Asielzoekers- en vluchtelingenkinderen laten een flinke afname van traumaklachten zien na het volgen van EMDR-behandeling. Ook de kwaliteit van leven verbetert. Dit past heel goed bij de theorie dat EMDR niet alleen bij diverse vormen van klachtengebieden en psychopathologie (Ten Broeke, De Jongh, & Oppenheim, 2008), maar ook bij verschillende culturele groepen een veelbelovende behandeling is (Acarturk e.a., 2016; Castelli Gattinara & Pallini, 2017; Sykinioti, 2019).
Het onderzoek kent een aantal methodologische beperkingen. Het aantal deelnemers aan het onderzoek is beperkt, waardoor de groep mogelijk niet representatief is. Er was tevens geen controlegroep aanwezig, waardoor niet vastgesteld kan worden of de symptoomreductie alleen aan EMDR toegeschreven kan worden, of dat alternatieve behandeling of natuurlijk beloop vergelijkbare uitkomsten had gegeven. Bij inclusie is geen gebruik gemaakt van een gestructureerd interview (bijvoorbeeld CAPS-CA) om PTSS vast te stellen, maar is vanuit de intake en verlengde intake in combinatie met klachtenlijsten de classificatie PTSS vastgesteld. Kijken we naar de vooruitgang op basis van de vragenlijsten, dan blijkt dat de inclusie van de cliënten op deze wijze zinvol is geweest. Verder is het goed te vermelden dat de onderzoeker tevens de behandelaar was. Daarbij heeft de behandelaar-onderzoeker zelf een geschiedenis als vluchteling en is daarmee ook ervaringsdeskundige. Deze uitzonderlijke kenmerken van de therapeut maakt generaliseren van de bevindingen en repliceerbaarheid van dit onderzoek mogelijk lastig. Ook is – buiten de EMDR-behandeling – een coach betrokken geweest voor praktische ondersteuning. Hoewel het onwaarschijnlijk is dat praktische ondersteuning tot afname van traumaklachten leidt, blijft het wel interessant welke invloed dit heeft gehad.
Sterke punten van dit onderzoek zijn onder andere dat het een bijzondere doelgroep betreft. Er is veel onderzoek naar traumabehandeling gedaan, met name bij volwassenen en in mindere mate bij kinderen, maar specifiek onderzoek naar traumabehandeling bij asielzoekers- en vluchtelingenkinderen is amper beschikbaar. Het betreft een longitudinaal onderzoek en de klinische relevantie is groot, omdat de aard van het onderzoek zeer dicht bij de dagelijkse praktijk van de hulpverlener én van de patiënt staat. Veel therapeuten zijn nogal eens terughoudend in het aanbieden van traumatherapie bij vluchtelingen(kinderen), maar daar lijkt geen reden voor te zijn. De discussie “eerst stabiliseren, of direct met EMDR-behandeling starten?” speelt hierbij mogelijk ook een rol (De Jongh & ten Broeke, 2014; Cloitre, 2016; Ter Heide e.a., 2016). In dit onderzoek is altijd gestart met EMDR wanneer sprake was van PTSS, ongeacht de situatie van het kind, uitgezonderd de exclusiecriteria. Dit impliceert dat een stabilisatietraject voorafgaand aan de behandeling niet nodig is.
Deze eerste resultaten van EMDR-behandeling bij asielzoekers- en vluchtelingenkinderen lijken veelbelovend. Gecontroleerd onderzoek is nodig om het werkelijke effect van EMDR bij deze doelgroep verder vast te stellen. Ook het gebruik van meerdere informanten (kind, ouder en leerkracht) wordt aanbevolen.

Conclusie
De meeste asielzoekers en vluchtelingen kampen met verschillende typen problemen. De meest voorkomende psychische klachten zijn depressie, angst en PTSS. De prevalentiecijfers bij asielzoekers- en vluchtelingenkinderen zijn schaars, evenals de evidencebased behandelmogelijkheden. Voor getraumatiseerde asielzoekers- en vluchtelingenkinderen is EMDR een potentieel effectieve behandeling. De terughoudendheid die nu bij behandelaren wordt gezien, lijkt onterecht. Gecontroleerd onderzoek is nodig om het werkelijke effect van EMDR bij deze doelgroep verder vast te stellen.

Literatuur
Acarturk, C., Konuk, E., Cetinkaya, M., Senay, I., Sijbrandij, M., Cuijpers, P., & Aker T. (2016). EMDR for Syrian refugees with posttraumatic stress disorder symptoms: Results of a pilot randomized controlled trial. European Journal of Psychotraumatology. (6) 274-14. https://doi.org/10.3402/ejpt.v6.27414
Balkom, A. L. J.M. van, Vliet I. M. van, Emmelkamp, P. M. G., Bockting, C. L. H., Spijker, J., Hermens, M. L. M., Meeuwissen, J. A. C. namens de Werkgroep Multidisciplinaire richtlijnontwikkeling Angststoornissen/Depressie (2013).Multidisciplinaire richtlijn Angststoornissen (Derde revisie). Richtlijn voor de diagnostiek, behandeling en begeleiding van volwassen patiënten met een angststoornis. Utrecht: Trimbos-instituut.
Bean, T., Eurelings-Bontekoe, E. H. M., Derluyn, I., & Spinhoven, P. (2004). SLE User's Manual. Retrieved from the website of Centrum '45, September 1, 2004: http://www.centrum45.nl/research/amaenggz/ukamtool.php
Bean, T., Derluyn, I., Eurelings-Bontekoe, E. H. M, Brokaert, E., & Spinhoven, Ph. (2006). Validation of the Multiple Language Versions of the 45 Reactions of Adolescents to Traumatic Stress Questionnaire. Journal of Traumatic Stress, 19, 241-255.
Bisson, J. I., Roberts, N. P., Andrew, M., Cooper, R., & Lewis, C. (2013). Psychological therapies for chronic post-traumatic stress disorder (PTSD) in adults (Review). Cochrane Database System Review, 12.
Castelli Gattinara, P. & Pallini, S. (2017). The use of EMDR with refugees and asylum seekers: A review of research studies. Clinical Neuropsychiatry, 14, 341-344.
Cloitre, M., (2016). Commentary on De Jongh et al. critique of ISTSS complex PTSD guidelines: Finding the way forward. Depression and Anxiety 33(5):355–356. DOI: 10.1002/da.22493.
De Jongh, A., & Ten Broeke, E. (2014). Response to “Treatment compliance and effectiveness in complex PTSD patients with co-morbid personality disorder undergoing stabilizing cognitive behavioral group treatment: A preliminary study.” European Journal of Psychotraumatology 5, 234-89. DOI: 10.3402/ejpt.v5.23489.
De Roos, C. J. A. M., Greenwald, R., Den Hollander-Gijsman, M. E., Noorthorn, E. , Van Buuren, S., & De Jongh, A. (2011). A Randomized Comparison of Cognitive Behavioral Therapy (CBT) and Eye Movement Desensitization and Reprocessing (EMDR) in disaster-exposed children (2011). European Journal of Psychotraumatology, 2: 5694. DOI: 10.3402/ejpt.v2i0.5694.
Diehle, J., Opmeer B. C., Boer, F., Mannarino, A., & Lindauer, R. J. L. (2015). Trauma-focused cognitive behavioral therapy or eye movement desensitization and reprocessing – what works in children with posttraumatic stress symptoms? A randomized controlled trial. Eur J Child Adolesc Psychiatry; 24: 227-36. DOI: 10.1007/s00787-014-0572-5.
Erhart, M., Ottova, V., Gaspar, T., Jericed, H., Schnohr, C., Aliskasifoglu, M., Morgan, A., Ravens-Sieberer, U. (2009). Measuring mental health and well-being of school-children in 15 European countries using the KIDSCREEN-10 Index. Int J Public Health 54: 160–166. DOI: 10.1007/s00038-009-5407-7.
Gerritsen, A. A., Bramsen, I., Deville, W., Van Willigen, L. H., Hovens, J. E., & Van Der Ploeg, H. M. (2006). Physical and mental health of Afghan, Iranian and Somali asylum seekers and refugees living in the Netherlands. Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 41(1), 18-26. DOI: 10.1007/s00127-005-0003-5.
Jaberghaderi, N., Greenwald, R., Rubin, A., Zand, S. H., & Dolatabadi, S. (2004). A comparison of CBF-BT and EMDR for sexually-abused Iranian girls. Clinical Psychology and Psychotherapy, 11, 358-68. DOI: 10.3402/ejpt.v2i0.5694.
Nederland, VluchtelingenWerk (2019). Vluchtelingen in getallen 2019. Amsterdam: VluchtelingenWerk Nederland.
Oras, R., de Ezpeleta, S. C., & Ahmad, A. (2004). Treatment of traumatized refugee children with Eye Movement Desensitization and Reprocessing in a psychodynamic context. Nordic Journal of Psychiatry, 58(3), 199–203. http://dx.doi.org/10.1080/08039480410006232
Perrin, S., Meiser-Stedman, R., Smith, P. (2005). The Children's Revised Impact of Event Scale (CRIES): Validity as a Screening Instrument for PTSD. Behavioural and Cognitive Psychotherapy 33(4), 487-498. https://doi.org/10.1017/S1352465805002419
Roos, C. de, Beer, R., Jongh, A. de, Broeke, E. ten (2016). EMDR standaardprotocol (versie jeugdigen). Utrecht: Vereniging EMDR Nederland. Voor leden te raadplegen op: http://www.emdr.nl/ledengedeelte/download/protocollen
Ruf, M., Schauer, M., Neuner, F., Catani, C., Schauer, E., & Elbert., T. (2010). Narrative exposure therapy for 7- to 16-years-olds: a randomized controlled trial with traumatized refugee childeren. Journal of Traumatic Stress 23, 437-445.
Soydas, S., & Mooren, T. (2015). Verkenning van noden en mogelijkheden voor hulpverlening aan mensen die asiel aanvragen in Nederland. Geraadpleegd op 19 december 2015, van www.nip.nl
Sykinioti, S. (2019). The effectivesness of eye movement desensitisation and reprocessing with refugees experiencing symptoms of posttraumatic stress disorder. European Journal of Trauma & Dissociation, 3, 49-55. https://doi.org/10.1016/j.ejtd.2018.08.001
Ter Heide, F. J., Mooren, T. M, Van De Schoot, R., De Jongh, A., & Kleber, R. J. (2016). Eye movement desensitisation and reprocessing therapy v. stabilisation as usual for refugees: Randomised controlled trial. British Journal of Psychiatry. 209(4):311-318. DOI: 10.1192/bjp.bp.115.167775.
Ten Broeke, E., De Jongh, A., & Oppenheim, H. J. (red.) (2008). Praktijkboek EMDR – Casusconceptualisatie en specifieke patiëntengroepen. Amserdam: Harcourt.
Wadaa, N. N., Zaharim, N. M., & Alqashan, H. F. (2010). The use of EMDR in treatment of traumatized Iraqi children. Digest of Middle East Studies, 19, 26- 36. DOI:10.1111/j.1949-3606.2010.00003.x
Verlinden, E. & Lindauer, R. J. (2015). Trauma in children and adolescents: screening, diagnoses and treatment. Tijdschr Psychiatr 57(12):912-6.
Verlinden, E., Van Meijel, E. P. M., Opmeer, B. C., Beer, R., de Roos, C., Bicanic, I. A. E., Lamers-Winkelman, F., Olff, M., Boer, F. & Lindauer, R. J. L. (2014). Characteristics of the Children’s Revised Impact of Event Scale (CRIES) in a Clinically Referred Dutch Sample. Journal of Traumatic Stress, 3, 338-344. DOI: 10.1002/jts.21910.
Zaghrout-Hodali, M., Alissa, F., & Dodgson, P. W. (2008). Building resilience and dismantling fear: EMDR Group protocol with children in an area of ongoing trauma. Journal of EMDR Practice and Research, 2, 106-113.

Geraadpleegde websites
www.emdr.nl
www.nji.nl
www.kenniscentrum-kjp.nl
www.vluchtelingenwerk.nl
www.unhcr.org

Lees ook het persoonlijke relaas van auteur Mustafa Uriakhel: Kind op de vlucht is nu ggz-behandelaar.