Inleiding

De huidige marktwerking in de zorg eist van ons, psychotherapeuten, dat we de (meer)waarde van psychotherapie duidelijk maken. Een belangrijk facet van psychotherapie is de therapeutische relatie. Wat gebeurt er precies in een psychotherapeutische relatie? Welke processen of bestanddelen leiden tot verandering in de therapeutische relatie en in de setting van de therapie? Wij zijn van mening dat de therapeutische relatie de bodem is die nodig is voor een vruchtbare therapie.

     In dit artikel beschrijven we de relatie tussen therapeut en cliënt vanuit verschillende denkkaders. We richten ons expliciet op de dyadische relatie tussen therapeut en cliënt – in dit artikel kinderen/jeugdigen. We gaan eerst in op het opbouwen van een therapeutische relatie verklaard vanuit de hechtings-theorie. We beschrijven de werkzame bestanddelen in de therapeutische relatie die verandering bij de cliënt op gang brengen. We hebben het dan over de alomvattende dialoog tussen therapeut en cliënt, over een accepterende houding en de dialoog op een hoger peil brengen, over het kunnen signaleren van verstoringen in de relatie en deze herstellen en het aangaan van een actieve betrokkenheid (Wallin, 2007).

     We gaan ook in op de relatie van therapeut en cliënt vanuit de visie van de Boston Change Process Study Group (2010). Hun visie is dat de betekenisvolle ervaringen, veelal op non-verbaal niveau, die gezamenlijk worden gecreëerd door therapeut en cliënt belangrijker zijn dan de verbale inhoud. We illustreren deze theorieën met vignetten uit onze praktijk.

 

De therapeutische relatie en de hechtingstheorie

‘Het voorzien in een veilige basis is een doorslaggevend kenmerk van een gehechtheidrelatie die “goed genoeg” is.’(Wallin, 2007) Bowlby, de grondlegger van de hechtingstheorie, toonde aan dat het door de evolutie ontworpen gehechtheid-gedragsysteem om te overleven (blijf dicht in de buurt van je opvoeder), ook de emotionele zekerheid (overleving) bevordert. De gehechtheidsfiguur is de veilige basis van waaruit een kind de omgeving ontdekt en daarnaast is de ouder een vluchthaven in tijden van nood.

     Bowlby (1988) beschrijft ook dat de rol van therapeut vergelijkbaar is met die van een (good enough) moeder die haar kind een veilige basis verschaft, van waaruit het kind zijn omgeving kan exploreren. Wallin (2007) maakt dezelfde vergelijking tussen de hechtingstheorie en de relatie tussen therapeut en cliënt. Hij stelt dat ook in de therapiekamer een veilige relatie van belang is om de cliënt in staat te stellen om te veranderen. De dynamiek tussen ouder en kind vertoont gelijkenissen met wat er in de relatie tussen therapeut en cliënt gebeurt. Hoewel de ouder-kindrelatie en de relatie tussen therapeut en cliënt niet hetzelfde is, gaat het bij beide relaties om wederzijdse beïnvloeding en het gezamenlijk creëren van een dyadische relatie.

     De basis is dat de cliënt het vertrouwen krijgt dat er iemand beschikbaar is om het emotionele evenwicht te helpen herstellen als de spanning te hoog oploopt. Net als in goed genoeg ouderschap is het daarom in psychotherapie van belang dat de therapeut empathisch is en, net als binnen de ouder-kindrelatie, de cliënt stimuleert om zich verder te ontwikkelen.

     Volgens Wallin zal de therapeut doelbewust bepaalde ingrediënten in zijn therapie moeten integreren die van invloed zijn op de therapeutische relatie. Hiermee wordt een context gecreëerd waarbinnen cliënten een andere gehechtheidrelatie kunnen aangaan die een veranderingsproces bij hen op gang brengt. Deze ingrediënten zijn:

* een affectieve en talige dialoog die de subjectieve ervaring – gevoelens,

  gedachten en verlangens – accommodeert (affectregulatie van de cliënt);

* een zekere gevoeligheid om storingen in de relatie te herkennen en initiatief te nemen tot herstel;

* een accepterende houding en een iets hogere verwachting van de capaciteiten van de cliënt dan deze zelf heeft;

* de bereidheid om te confronteren, grenzen te stellen, en strijd te durven voeren op momenten dat er zich veranderingen in de identiteit van de cliënt en de therapeutische relatie voordoen.

Alvorens in te gaan op deze ingrediënten, bekijken we de therapeutische relatie op impliciet niveau.

 

De therapeutische relatie op impliciet niveau

Er is de afgelopen jaren meer aandacht voor de therapeutische relatie op zowel bewust als onbewust niveau; de verbale communicatie, neuro-endocrine processen, sensomotorische gevoelens of lichaamstaal (Seligman & Harrison, 2012). Op detailniveau wordt er, soms aan de hand van video-observaties van therapiesessies, bekeken wat de kernelementen zijn van de therapeutische relatie.

     De Boston Change Process Study Group (2010) is van mening dat betekenisvolle ervaringen die worden gecreëerd in het intersubjectieve veld van de relatie van therapeut en cliënt, belangrijker zijn dan de verbale inhoud. Zij beschrijven de therapeutische relatie als een serie van over en weer verbale en nonverbale communicatie, zowel op bewust als onbewust niveau. Zij noemen dit proces moving along. De belangrijkste momenten bij moving along zijn de zogenaamde moments of meeting en present moments. Deze momenten zullen we verderop illustreren aan de hand van vignetten, het zijn interactiemomenten met hoge intensiteit en gevoel van intersubjectieve verbondenheid tussen therapeut en cliënt. De Boston Group is van mening dat de grootste verandering bij de cliënt zit in deze momenten.

 

Het proces van moving along

Daniel Stern heeft samen met de Boston Change Process Study Group (2010) aan de hand van vele video-opnames geobserveerd hoe de relatie tussen therapeut en cliënt zich ontwikkelt. Stern beschrijft hoe de relatie tussen therapeut en kind wordt afgetast op onbewust niveau, met als doel te onderzoeken waar de relatie tussen hen staat en waar deze heen gaat. Dit wordt het intersubjectief oriënteren genoemd.

     Daarnaast worden er vele ervaringen gedeeld in therapie en het delen van ervaringen neemt in de loop van de therapie toe. Daardoor verandert er ook iets in de relatie tussen therapeut en kind. Deze nieuwe ervaringen zijn voor het kind een nieuwe manier ‘of being with the therapist’. Deze ervaringen kan het kind meenemen in de relatie met anderen uit zijn omgeving. Het derde aspect dat moving along kenmerkt is dat de relatie ontstaat in een gezamenlijke creëren van een relatie waarbij het kind zich leert kennen door zichzelf te zien in andermans ogen. Het verhaal van Monica is hier een voorbeeld van.

 

Monica

Monica (9 jaar) zit tegenover me aan tafel; ze wil knutselen. Eerst bekijkt ze alles wat ze vorige keren gemaakt heeft. Ze laat het een voor een aan mij zien en benoemt alles. Daarna wil ze wat nieuws maken en ze pakt de lapjes vilt. Ze gaat stukjes vilt knippen. Wat het moet worden, verandert tijdens het knippen en plakken. Het plakken lukt steeds niet zoals ze in haar hoofd heeft en Monica laat nu duidelijk haar irritatie blijken. Ze gaat steeds meer lijm gebruiken, het drupt daarna niet alleen op haar handen, maar uiteindelijk ook op haar jurk. Ik merk dat ik zelf ongerust word omdat haar kleren straks wellicht onder de lijm zitten. Ik leg haar uit dat ze het van haar handen kan afwrijven en we kijken samen naar de jurk. Ze zegt dat het niet geeft, maar is ondertussen druk bezig het weg te krijgen. Daarna heeft Monica steeds meer haast tijdens het knippen. Ik leg haar nog een keer uit dat we de volgende week weer nieuwe tijd hebben. Dat we dan weer 45 minuten hebben, en de week erna weer. Ik heb dit al een paar keer eerder uitgelegd. Op een gegeven moment gaat Monica het zelf meezeggen.

     Opeens komt ze om de tafel heen en gaat naast mij staan. Ik merk dat het voelt alsof ze ook figuurlijk wat dichterbij durft te komen en toenadering zoekt. Ze vraagt mij dan of ik ook een stukje vilt voor haar wil knippen. We knutselen daarna samen verder aan haar knutselwerkje.

 

Moments of meeting en present moments

De visie van de Boston Change Process Study Group is dat de kwaliteit van de korte momenten in de relatie van therapeut en cliënt het meest van betekenis zijn. Het gaat hierbij om korte ontmoetingsmomenten waarin de therapeut en de cliënt hetzelfde gevoel en dezelfde intentie delen; Daniel Stern (2004) en de Boston Change Process Study Group (2010) noemen ze present moments. Deze  momenten spelen zich veelal af op impliciet niveau.

     Stern beschrijft dat er naast een expliciet (verklarend) weten, ook een impliciet relationeel weten is. Het verklarende weten is het directe bewuste beleven van een contact; je weet wat je samen hebt en doet, en je kunt dit bespreken. Het expliciete weten wordt gevoed door al dan niet hardop uitgesproken interpretaties. Het impliciete weten is een onbewuster beleven van contact met jezelf of de ander; dit komt tot stand door impliciete processen tussen mensen: ‘Implicit relational knowing occurs through interactional, intersubjective processes that alter the relational field within the context of what we will call the shared implicit relationship.’ (Boston Change Process Study Group, 2010)

     Moving along is een keten van verschillende present moments. Deze momenten geven de verschillende stukjes verandering in het proces aan. Een present moment is een subjectief moment, dat vast zit aan het verleden en aan de toekomst. Stern gebruikt als metafoor een muzikale zin in een muziekstuk. In de muzikale zin is te horen wat eraan vooraf is gegaan en wat er nog moet komen. Om je bewust te zijn van dit subjectieve moment is het nodig dat dit moment óf nieuw is, óf problematisch/emotioneel beladen. Hij beschrijft de present moment als een subjectief, intensief moment dat niet direct in woorden te vangen is of direct te verklaren is.

     Soms zijn deze present moments sterk affectief geladen, dan worden het now moments genoemd. Onze geest gebruikt alle verschuivingen en veranderingen in de intersubjectieve omgeving om nieuwe relationeel weten te creëren. Zoals een interpretatie het verklarende weten van de cliënt zal veranderen, zo zal een onbewust gebeuren het impliciete weten veranderen. Dit gebeuren noemt de Boston Change Process Study Group (2010) een moment of meeting. Een moment of meeting gaat dus altijd vooraf aan een verandering in een therapeutisch proces. Onze geest gebruikt alle verschuivingen en veranderingen in de intersubjectieve omgeving om nieuwe relationeel weten te creëren.

     Deze moments of meeting beschrijft Stern verder als volgt: intieme menselijke relaties en psychotherapeutische relaties bestaan uit momenten met een subjectief nu. In het verbaal bepreken van wat er gebeurt (zoals in de psychoanalyse) ben je altijd na het moment van het besprokene, het is altijd al voorbij. Dit bespreken kan afleiden van het beleven van wat er gebeurt. Hoe langer een therapeut kan blijven in het gebeuren van het moment, hoe meer verschillende wegen er open komen te liggen. Zodra je iets in woorden vat, win je aan inzicht, maar verlies je aan alomvattendheid, gevoelde waarheid, rijkheid en eerlijkheid.

     Voor een effectieve therapeutische verandering is het volgens Stern niet nodig meer inzicht te krijgen in de situatie. Verandering kan ook komen door een verschuiving in het impliciete weten, door middel van beleving. Als een interpretatie of duiding wordt gegeven op een ideaal moment in de therapie dan zal dit bij de cliënt een sterke reactie geven. De passende interpretatie raakt iets bij de cliënt wat automatische gedachten en sterke gevoelens oproept. Deze reactie kan ook cognitief zijn, maar is vooral affectief. Op de reactie van de cliënt kan de therapeut weer reageren, wat een moment van gedeeld ervaren is tussentherapeut en cliënt.

 

Roos

Roos (12 jaar) zegt in de vijftiende zitting van de therapie dat zij zich vaak zo eenzaam voelt en dat ze zichzelf op die momenten pijn wil doen of zichzelf snijdt. Ze huilt. De mascara die ze zo zorgvuldig had opgedaan loopt uit over haar wangen. Als ze later wil opstaan omdat de zitting klaar is, attendeer ik haar op de uitgelopen mascara. Ze lacht en zoekt iets om het schoon te maken. Ik reik haar een tissue aan uit de doos op tafel. Ze buigt haar gezicht naar voren en legt het zo tegen de tissue, en dus ook tegen mijn hand aan, dat het enige wat ik kan doen is haar wangen schoon te maken. En zo zitten we daar even stil, zonder woorden.

     Dit is een belangrijk moment in de therapie waarin Roos haar diepste gevoelens durft te delen. Roos gaat hierna ook thuis meer praten.

 

Hoe werkt dit uit in een therapeutische relatie?

Welke ingrediënten kan de therapeut doelbewust integreren in zijn therapie? Hoe kan de therapeut het proces van moving along ondersteunen?

 

1 De alomvattende dialoog

Een van de werkzame ingrediënten in het opbouwen van de relatie tussen therapeut en cliënt is het vergroten van de subjectieve ervaringen van de cliënt. Wallin (2007) noemt dit de alomvattende dialoog. Op grond van eerdere (vroege) hechtingsrelaties kan het zijn dat de cliënt niet gewend is dat er aan het hele scala aan emoties, ervaringen, verlangens aandacht is geschonken. Emoties waaraan eerder geen aandacht werd geschonken, bijvoorbeeld omdat de cliënt als kind is verwaarloosd, worden in de therapie weer geïncludeerd, waardoor ervaringen rijker worden. De cliënt ervaart bijvoorbeeld dat een bepaalde gebeurtenis meerdere facetten in zich heeft en op meer dan één manier beleefd kan worden.

     De therapeut kan dit proces ondersteunen door aandacht te hebben voor impliciete communicatie van zaken die nog niet herkend worden of worden buitengesloten. De therapeut heeft bijvoorbeeld veel aandacht voor nonverbale signalen die mogelijkerwijs iets anders zeggen dan dat wat de cliënt vertelt.

     De therapeut moet niet alleen aandacht hebben voor de cliënt, maar ook de eigen subjectieve ervaring in het oog houden. Wat bemerkt de therapeut bij zichzelf, hoe ervaart hij de cliënt en de interactie met de cliënt? Rober (2002) wijst ons in dit verband erop dat de therapeutische dialoog zijn weerslag vindt in het innerlijke gesprek van de therapeut. Deze resonanties vormen bruggen tussen de sensitiviteit van de therapeut en de gevoeligheid van de cliënten. .

     Van belang is dat de therapeut niet enkel deze ervaringen herkent, maar ook op zo’n manier communiceert dat de cliënt het herkent (‘patiënt must feel felt’).

 

2 Storingen in de relatie kunnen herkennen en initiatief nemen tot herstel

In de therapeut-cliëntrelatie is het belangrijk dat de therapeut een zekere gevoeligheid heeft om storingen in de relatie te herkennen en initiatief te nemen tot herstel (Wallin, 2007). Wij zien een vergelijking hierin met de observaties van de ouder-babyrelaties gedaan door Tronick (2004). Tronick observeerde dat de relatie tussen ouder en kind bestaat uit cycli van mismatch (we hebben even geen contact, we begrijpen elkaar niet), repair (het herstellen van het contact), en match (we hebben contact). Uit deze studies blijkt dat er meer mismatch tussen de ouder en de baby is dan match, en dat daarbij het herstellen van het contact (repair) het belangrijkste is om een gedeeld voelen op gang te krijgen. Het groeien in het contact is veelal zonder woorden.

     Stern (2004) observeert in de therapeut-cliëntrelatie hoe de match en mismatch tussen de therapeut en de cliënt de relatie vormen. Er ontstaat een intersubjectief onderhandelen tussen therapeut en cliënt waardoor de cliënt kan ervaren dat de veilige basis daadwerkelijk veilig is: de relatie kan tegen een stootje, en kan bijvoorbeeld teleurstelling, onenigheid en protest doorstaan. Storingen en herstel vergroten het vertrouwen bij de cliënt dat de veilige relatie verschillende ingewikkelde gevoelens kan verdragen.

 

Petra

Petra (19 jaar,aangemeld met dystyme klachten, trauma’s, extreem laag zelfbeeld), inmiddels een jaar wekelijks trouw in therapie, komt naar de poli en zit in de wachtkamer. Ze ziet mij bij binnenkomst bij de receptie direct zitten, ik roep door een raampje dat ik er aan kom. Ik ben ingelogd, en denk nog net een ingewikkelde mail te kunnen afmaken. Ik laat haar vijf minuten zitten, dan ga ik haar ophalen en we lopen naar de kamer.

     We starten met gebruikelijke openingszinnen, ze reageert maar kijkt me niet aan, beetje stug, hoge kleur op gezicht. Na enkele minuten zeg ik: ‘Is er iets? Er lijkt iets mee te spelen in ons gesprek wat ik niet begrijp.’ Ze loopt nog roder aan, kijkt me met felle ogen aan en begint de aanval dat ik haar heb laten wachten, zij was keurig op tijd en had zich gehaast en daar zat ik en ik was doorgegaan met wat dan ook, in plaats van haar op te halen.

     Ze heeft natuurlijk gelijk, ik maak mijn excuses en besef direct en hardop dat dit zo is overgekomen bij haar zonder dat dit mijn bedoeling was, en ze aanvaardt die grommend. We pruttelen wat heen en weer en koppelen dit uiteindelijk aan opkomen voor jezelf en voor je gevoel niet meer – geen millimeter meer – over je heen willen laten lopen. Een thema uit haar jeugd. Ze komt met nog een paar voorbeelden die nu spelen op haar werk. Ik leg ondertussen her en der mijn kant uit (werkdruk etc.) waardoor zij snapt dat het niets met mijn intentie naar haar te maken had, maar gewoon stom eigenbelang. Een belangrijk moment in de therapie. Ik maak haar een compliment met het uitspreken van haar irritatie en zij beseft in de loop van het gesprek dat ze soms wat heftiger reageert als iemand met opzet over haar grenzen lijkt te gaan, terwijl dit niet de intentie is. In een eerder stadium de ander aanspreken of bevragen op zijn actie levert minder stress en heftigheid op. Met humor bereiken we samen het eind van deze sessie.

 

3 De dialoog op een hoger peil brengen

De therapeut moet een balans zien te vinden in het accepteren van de voorwaarden van cliënt en er tegelijkertijd niet automatisch mee akkoord gaan. Met andere woorden: de therapeut stelt hogere eisen aan wat de cliënt kan op het gebied van gevoelens, gedachten, verbanden en initiatieven, dan waartoe de cliënt zichzelf voor mogelijk houdt. Tegelijkertijd moet de therapeut opletten dat hij hiermee niet te veel vraagt en voorbijgaat aan de kwetsbaarheid van de cliënt. Afstemmen en doseren zijn hierbij van belang; de therapeut vraagt niet te veel maar ook niet te weinig van de cliënt.

     Dit opschroeven van de dialoog en het op een hoger peil brengen van het niveau van bewustzijn en complexiteit (in plaats van bijv. zwart-witdenken) wordt verkregen door bijv. gevoel te articuleren, soms stil te zijn of juist even voor de cliënt te spreken, door modelling, selfdisclosure, en metacommunicatie (een gesprek over het gesprek).

 

Tjebbe

Tjebbe (12 jaar, aangemeld met eetproblemen en angsten) is soms moeilijk te volgen: hij praat veel, maar als wij bij iets komen wat hem raakt of wat hij spannend vindt, vermijdt hij het onderwerp. Ik merk dat ik zoek naar de juiste lijn. Hoe leg ik voor hem een basis voor voelen en reflecteren? Hoe volg ik hem, maar ga ik niet te veel in de vermijding mee en bied ik hem ook alternatieven om met zijn angsten om te gaan? Bij aanvang van de therapie, als we bespreken dat kinderen allemaal wel eens angstig zijn, springen bij Tjebbe de tranen in de ogen. Hij knippert deze weg, en zegt dat hij last heeft van het licht. ik doe even niets en wacht tot hij zich herpakt. Heel voorzichtig exploreren we daarna samen wat je allemaal kan voelen in je lichaam, in je buik (soms fijn, soms spannend, soms pijn) of in je keel, of in je borst. Ik vertel dat ik ook altijd van alles in mijn lichaam voel en vertel over de keer dat ik een lezing moest houden, en de spanning in mijn buik voelde en waar dat in mijn buik zat.

     Als we aan het eind van de zitting nog even napraten, kunnen we een gesprek over het gesprek voeren: Tjebbe zegt dat hij het fijn vindt dat ik in het gesprek goed naar hem luister en hem begrijp. En dat hij het fijn vindt om te horen dat het normaal is om van allerlei gevoelens in je lichaam te hebben.

 

4 Bereidheid tot actieve betrokkenheid: to engage and struggle

Van tijd tot tijd hebben cliënten confrontatie en grenzen nodig. Het is goed om te bedenken dat de therapeutische relatie ook een werkelijke relatie is. Net zoals destructief gedrag in iedere andere relatie niet zonder meer geaccepteerd wordt, geldt ook voor de relatie tussen therapeut en cliënt dat grenzen nodig zijn. Het begrenzen en structureren en de bereidheid om soms strijd te voeren geeft tevens ruimte aan de cliënt voor boosheid en protest. Het feit dat de therapeut zich bijvoorbeeld verzet tegen destructief gedrag van de cliënt is ook een teken van actieve betrokkenheid. Verder geven storingen in de relatie ook weer de mogelijkheid tot herstel. Hieronder volgt een illustratie.

 

Petra

[Petra stuurt een mail tussen de sessies door, ze is geblesseerd en zit enkele weken thuis.]

Hallo,

Ik denk weer in cirkeltjes rond, dus zet ik het op papier en mail het je.

Ik voel me verdrietig en ook boos.

Boos op mijn ouders, mijn broers en mijn vriendinnen. Ik voel me in de steek gelaten door ze. Vooral door mijn vriendinnen.

Ik voel me zo alleen. Ik moet overal zelf voor zorgen, terwijl het me niet lukt. Het lukt me niet om positief te blijven. Als ik iets heb dan valt mijn hele leven als een kaartenhuis in elkaar. Er komen zoveel emoties bij kijken. Frustratie omdat ik niets kan, me opgesloten voel, onrust in mijn lichaam omdat ik niet kan sporten, verdriet om dat alles, schuldgevoel omdat ik te veel zeik, jaloezie omdat anderen zich goed voelen.

Ik ben ongelukkig en mijn vriendinnen helpen me niet goed genoeg. Ik ga in mijn hoofd zitten en piekeren en heb negatieve gedachten over mezelf waardoor ik enorm onzeker word. Het eenzame gevoel vind ik zo moeilijk. Ik weet dat ik veel mensen om me heen heb, maar nergens hoor ik helemaal bij, zo voelt het. Zie ook op tegen mijn verjaardag.

Ook ben ik boos, zie mij nu eens! Dat gevoel moet eruit. Naar mijn ouders, broers en vriendinnen. En daarnaast hoe ga ik ervoor zorgen dat ik mijn leven, ook met blessure, de moeite waard vind?

 

Zou je willen reageren?

 

[Reply:]

Lieve Petra, ik begrijp dat je je zo voelt, maar het is niet reëel. Als ik je vriendinnen/familie zou spreken zouden ze allemaal zeggen dat je bij hen hoort en dat ze van je houden. En bij mij, je bent mijn cliënt en ik ben erg betrokken bij jou!

Je hebt je oude bril op waardoorheen alles zwart lijkt. Je doet mensen en jezelf daardoor te kort. Aanvaard dat je (nu) single bent en dat je een enorme tegenslag hebt door je blessure. Je zou je ouders en vriendinnen niet voor anderen [WILLEN??]inruilen. Elk van hen voelt zich ook bij tijden eenzaam en de kunst is dat zo min mogelijk bij een ander te leggen, maar zelf te accepteren en mee te leven.

Wij zijn ook allemaal alleen op deze planeet en we proberen zo dicht mogelijk bij elkaar in de buurt te blijven/komen.

Huil goed uit en denk aan het afgelopen levensjaar, een jaar waarin weer veel ups en downs waren, maar in het geheel was er groei naar een meer volwassen evenwicht. Wees je eigen moeder.

Bel me als je nu boos wordt op mij, groet

 

[Reply Petra:]

Ik krijg je nog wel, zo'n mail terug sturen! ;) Haha. Nee hoor, dank je voor het reageren. Ook fijn dat je kritisch bent, wel lastig uiteraard, maar ik heb er wel wat aan.

Je hebt gelijk. Het is ook wel een erg zwarte mail. Ik heb veel lieve mensen om me heen die om me geven. Dat zie ik zeker en waardeer ik enorm!

Wat ik zo lastig vind is dat ik door deze tegenslag zo de put in duik. Ik heb tegen Suzanne gezegd dat ik hoop dat ze me blijft zien, en tegen Anna ga ik dat ook doen. Positief gericht want ze zijn er ook heel vaak voor me! En mijn verjaardag ga ik heel leuk vieren, dus het komt heus allemaal wel goed met mij ;) Fijn weekend.

 

Conclusie en samenvatting

Hoe ziet de psychotherapeutische relatie eruit, wat zijn de momenten in therapie waarop er iets verandert, wat doet het met de relatie en hoe komt dat tot stand? In dit artikel hebben we gekeken naar de relatie tussen therapeut en cliënt, waarvan de dynamiek vergelijkbaar is met de hechtingsrelatie tussen een ouder en het kind (ook al is de relatie niet hetzelfde). In deze therapeutische relatie zijn er elementen die processen van verandering op gang brengen bij de cliënt. We hebben beschreven hoe belangrijk de dialoog is tussen cliënt en therapeut, hoe essentieel de innerlijke dialoog is van de therapeut en hoe er op impliciet niveau in de therapie, momenten van ontmoeting, moments of meeting, zijn, een impliciete dialoog als het ware, die veranderingprocessen in de therapie en in de cliënt op gang brengen.

     Door in te zoomen op detailniveau zoals Daniel Stern doet, krijgen wij meer zicht hoe essentieel de kleine, vaak impliciete momenten zijn voor de therapie en leren we dat hoe langer een therapeut kan blijven in het gebeuren van het moment, hoe meer verschillende wegen er open komen te liggen.

   Dat de therapie meer is dan alleen een behandelmethode, is voor ons duidelijk. Dat een therapie een proces is waarin de therapeutische relatie centraal staat, en de kwaliteit van de therapie afhangt van deze relatie, hebben wij ervaren. Duidelijk wordt dat welke interventies je ook inzet, ze staan of vallen bij de kwaliteit van de zich ontwikkelende therapeutische relatie.

 

Literatuur

Bowlby, J. (1988). A secure base: Clinical applications of attachment theory. London: Routledge.

Harrison, A.M., &Tronick, E.Z. (2004). Contributions to understanding therapeutic change. now we have a playground. Boston: Boston Psychoanalytic Society and Institute.

Rober, P. (2002). Samen in therapie. Leuven: Uitgeverij Acco.

Seligman, S., & Harrsion, A. (2012). Infancy research, infant mental health, and adult psychotherapy: mutual influences. Infant Mental Health Journal, 33 (4), 339-349.

Stern, D.N. (2004). The present moment in psychotherapie and everyday life. New York: Norton.

The Boston Change Process Study Group (2010). Change in Psychotherapie, a unifying paradigm. New York: Norton.

Tronick, E.Z. (2004). Why is connection with others so critical? The formation of dyadic states of consciousness and the expansion of individuals’ states of consciousness: Coherencegoverned selection and the co-creation of meaning out of messy meaning making. In J. Nadel & D. Muir (Eds.), Emotional development (pp. 293–315). New York: Oxford University Press

Wallin, D.J. (2007). Attachment in psychotherapy. New York: The Guilford Press.