Inleiding

Het aantal kinderen dat wordt geboren uit seksueel geweld laat zich moeilijk vaststellen. Seksueel geweld en de gevolgen ervan vormen geen gemakkelijke onderwerpen; in veel culturen rust er een taboe op. Cijfers ontbreken veelal, met uitzondering van studies die gedaan zijn in Rwanda na het etnisch conflict in 1994 en de periode daarna, en in Bosnië. De schattingen zijn dat tijdens het etnisch conflict in Bosnië circa 50.000 vrouwen zijn verkracht (Koning, 2008) en tijdens de oorlog in Rwanda tussen de 350.000 en 500.000 vrouwen, volgens schattingen van de VN. In Rwanda zouden hieruit 2000 tot 5000 kinderen geboren zijn (Human Rights Watch, 1996). De literatuur over de gevolgen van seksueel geweld op ouderschap, op de ouder-kindrelatie en op het kind is schaars.

     Seksueel geweld vindt plaats in zeer diverse contexten, die variëren van oorlog en (gedwongen) prostitutie tot onveiligheid in de omgeving. Vrouwelijke vluchtelingen en asielzoekers lopen wat dit laatste betreft een verhoogd risico. Verkrachting wordt regelmatig ingezet als oorlogswapen; het is een mes dat aan twee kanten snijdt: bezoedeling van de vrouwen en vernedering van de mannen van de andere partij die hun echtgenote, moeder of dochter niet wisten te beschermen. Tijdens de oorlog kan bevruchting intentioneel zijn, als onderdeel van etnische zuivering. Hiervan zijn de bekendste recente voorbeelden de door militairen verwekte kinderen tijdens de Balkanoorlog en de door Hutu’s bij Tutsi’s verwekte kinderen en andersom. En langer geleden waren er de duizenden kinderen met een Duitse vader die tijdens de bezetting geboren werden (NPO, 2013) of de kinderen die in Duitsland werden geboren met een Russische vader, in dezelfde periode. Andere voorbeelden zijn de vrouwen en meisjes die gebruikt worden als seksslavin, bijvoorbeeld door de rebellen tijdens burgerconflicten in Liberia en Sierra Leone, of de Yezidivrouwen en -meisjes die gevangen genomen worden met hetzelfde doel door leden van IS. Een andere groep wordt gevormd door de vrouwen die een kind krijgen dat verwekt wordt tijdens een periode van onvrijwillige prostitutie, onder invloed van een mensenhandelaar. Tot slot zijn er veel vrouwen die kwetsbaar zijn voor seksueel geweld omdat zij in onveilige situaties de benodigde inbedding en bescherming missen. Het geweld vindt plaats tijdens de stressvolle transitieperiode van de vlucht, inclusief de periode van verblijf in asielzoekerscentra. Het gevolg is niet zelden een zwangerschap.

     In dit artikel beschrijven we de problematiek en de interventiemogelijk-heden voor moeders en hun uit seksueel geweld geboren kind. Tot de doel-groepen van Stichting Centrum 45 en Stichting Equator behoren asielzoekers, vluchtelingen en slachtoffers van mensenhandel en hun kinderen. Het trof ons dat we dikwijls te maken krijgen met kinderen die verwekt zijn bij seksueel geweld. Posttraumatische en comorbide klachten, sociaal-culturele attitudes ten opzichte van seksueel geweld en ‘vaderloze kinderen’, isolement en discriminatie, en de perceptie van het kind vormen blokkades voor een veilige hechtingsrelatie tussen moeder en kind.

     We bieden deze moeders en hun kinderen individuele behandeling, en dyadische en systemische behandeling in een meergezinsgroep. Alle behandelvormen zijn gericht op het verminderen van psychiatrische symptomen van moeder en kind en het versterken van hun onderlinge band. In deze verschillende programma’s zien we vaak hoe moeilijk het is voor de moeder om een relatie te leggen met haar kind. Toch worden we ook vaak verrast door haar veerkracht; het vermogen om dit onvrijwillig verwekte kind te accepteren. Hoe kunnen we de context begrijpen waarin het seksueel geweld plaats had? Welk beeld vormen deze moeders zich van hun kind? En wat helpt bij de uiteindelijke acceptatie van hun kind?

 

 

Seksueel geweld en de maatschappelijke en culturele context

Seksueel geweld is in veel culturen een taboe, evenals het kind dat hieruit voortkomt. In culturen waar patriarchaat domineert worden moeders en hun kinderen die geboren zijn uit verkrachting vaak gestigmatiseerd en gediscrimineerd (Carpenter, 2000; Dossa, Hatem, Zunzunegui & Fraser, 2014; Kantengwa, 2014; Theidon, 2015). Vrouwen worden vaak beschuldigd van wat hen is overkomen en worden gezien als overspelig en uitdagend. Mannen behouden hun gevoel van eigenwaarde door de schuld bij de vrouwen te leggen (Dossa e.a., 2014). De vrouwen worden vaak verstoten en raken geïsoleerd.

     Als verkrachting uitdraait op een zwangerschap is abortus op een verantwoorde manier in veel landen niet mogelijk om culturele en religieuze redenen. Een illegale abortus is soms mogelijk maar riskant en wordt wel gedaan in rebellenkampen (mondelinge mededeling door een cliënte uit Liberia). Wat ook meespeelt is dat door ontkenning de zwangerschap vaak pas laat erkend wordt, waardoor er geen mogelijkheid meer is voor abortus Salomon, 2012). Wanneer die mogelijkheid er wel is, wordt soms gekozen voor afstaan voor adoptie of achterlating van het kind (Salo, 2010). Andere vrouwen zoeken een uitweg in infanticide: het doden van het pas geboren kind of het laten sterven door verwaarlozing (Human Rights Watch, 1996). Hoe vaak dit voorkomt, is niet in cijfers aan te geven. In westerse landen is abortus wel een mogelijkheid, maar ook dan kiezen veel vrouwen er niet voor, omdat het in strijd is met hun religieuze of cultureel bepaalde opvattingen. Hoewel uitsluiting veel minder aan de orde is, isoleren de vrouwen zichzelf vaak. Wantrouwen en schaamte spelen hierbij een belangrijke rol.

     Niet alleen de vrouw, ook haar kind wordt gestigmatiseerd. Ze worden bijvoorbeeld gezien als ‘kinderen van de vijand’, ‘kinderen van de haat’ (Carpenter, 2007; Van Ee & Kleber, 2013; Theidon, 2015) of als ‘heksenkinderen’ (mondelinge mededeling, cliënte uit Kenya). Door uitsluiting missen de moeders sociale steun en bescherming en hebben ze vaak moeite om in hun levensonderhoud te kunnen voorzien (Dossa e.a., 2014). Stigma, in de steek gelaten worden, geweld en verwaarlozing in het gezin en beperkingen in legaal burgerschap en bijbehorende rechten is dan vaak het lot, ook van de kinderen (Denov, 2015; Van Ee & Kleber, 2013).

     Ondanks deze ongunstige sociale en culturele context waarin het kind groot gebracht moet worden, ondanks de psychische problemen van moeder en ondanks de ouder-kind-relatieproblemen op vroege kinderleeftijd slagen vele moeders er toch in om een goede band met hun kind op te bouwen (Zraly, Rubin & Mukamara, 2013; Kantengwa, 2014).

 

 

Problemen tussen moeder en kind en risico’s voor de ontwikkeling

Van Ee en Kleber (2013) beschrijven dat verkrachting risico geeft op complicaties tijdens de zwangerschap en bevalling, problemen in de ouder-kindrelatie, discriminatie en stigmata, en verstoring van de identiteits-ontwikkeling van de kinderen. De problemen tussen een moeder en haar uit verkrachting geboren kind zijn meerdimensionale relationele problemen en vormen een risico voor veilige hechting, ontwikkeling en identiteitvorming van de kinderen (Salo, 2010)

     We beschrijven deze dimensies als probleemgebieden. Dit is ook waar we de behandeling op richten. De genoemde problemen zijn soms specifiek voor de moeders die zwanger raakten na een verkrachting, soms ook passen ze meer algemeen bij ouderschap met PTSS en depressie, of bij migratie en culturele verschillen. Er bestaat een sterke wisselwerking tussen de probleemgebieden.

 

 

Posttraumatische klachten van moeder

De eerste dimensie is gelegen in de klachten van de moeder zelf. De verwekking zelf was een schokkende gebeurtenis, die aanleiding kan geven tot psychische klachten meestal in de vorm van een post traumatische stress stoornis of een depressie (Salomon, 2012). Een recent onderzoek onder 757 volwassen vrouwen met kinderen geboren uit verkrachting in de Democratische Republiek Congo (DRC) toonde aan dat 48,6% van de vrouwen symptomen van depressie toonde, 57,9% de symptomen van PTSS, 43,3% rapporteerde angstklachten en 34,2% meldde suïcidaliteit (Scott e.a., 2014; Schechter e.a., 2010). Er is toenemend bewijs dat getraumatiseerde ouders minder sensitief zijn en meer intrusief en vijandig (Schechter e.a., 2010; Van Ee, Kleber, Mooren, 2012); en dat dit bij de kinderen vaker leidt tot onveilige hechting (Bosquet Enlow, 2014; Van Ee, 2013).

     De actuele situatie waarin vluchtelingen-moeders zwanger zijn of hun kinderen groot moeten brengen, is vaak zeer stressvol. Onzekerheid over verblijf, slechte huisvesting, herhaalde verhuizingen, financiële problemen en een gemis aan sociale steun zijn kenmerkend. Deze bronnen van stress onderhouden en versterken de PTSS-klachten (Laban, 2011; Silove & Steel, 2006). Veel actuele stress bemoeilijkt het herstel van de klachten.

 

 

Het kind als trigger van traumatische herinneringen

Als het kind verwekt is op onvrijwillige en gewelddadige wijze en de moeder zich bij het zien van (bepaalde gedragingen van) het kind steeds weer deze traumatische ervaring herinnert, vormt het kind de trigger tot herbeleven door de moeder. Dit kan leiden tot afkeer of vermijding van het kind, vermijding van iedere emotie die het kind oproept, vermijding van het affectieve en lichamelijke contact met het kind, of zelfs vijandige reacties.

 

 

Casus F

Moeder J uit Oeganda kon het huilen van haar babyzoontje F niet verdragen. Door zijn huilen vestigde hij haar aandacht op zich. Als zij hem aandacht moest geven kwam de herinnering aan haar verkrachting weer boven en had zij geen andere reactie op hem dan te roepen ‘stop it, stop it!’.

De mentale representatie van het kind

Niet alleen vormt het kind een trigger tot herinneren en herbeleven, ook kan de moeder het beeld dat ze van de verwekker onthouden of gevormd heeft, projecteren in haar kind. Daarbij kan het kind bijvoorbeeld op dezelfde manier lachen als de verkrachter of dezelfde huidskleur hebben. En de moeder kan denken dat de helft van de genen van het kind kwaadaardig zijn (Salomon, 2012). De dader is moeders vijand, waarmee het kind tot haar vijand kan worden. Het kind wordt beleefd als dader voor wie zelfs gezorgd moet worden, een grote last dus. Tegelijkertijd is het kind – net als de moeder – slachtoffer van het geweld en de gebeurtenissen daarna. Het kind is dan dader en slachtoffer in één, in een voor de moeder soms onontwarbare kluwen. Dit kan maken dat de emotionele percepties van het kind door de moeder ambivalent zijn en elkaar snel afwisselen, en dat liefde en boosheid of verdriet elkaar opvolgen, evenals hechting en afstoting (Salomon, 2012).

 

 

Casus N

Een moeder uit Zuid Afrika vertelt dat ze moet slaan als haar driejarige zoontje N iets doet wat haar herinnert aan zijn vader. Dat was de man die haar bezocht toen ze opgesloten zat in een huis, waar ze seksuele diensten moest verrichten. De herinnering overspoelt haar en ze vergeet waar ze is, en wat ze aan het doen was. Ze slaat haar kind, tot ze weer tot zichzelf komt en de herinnering van zich af kan zetten.

     Na enkele maanden vertelt ze dat ze alleen nog slaat als een zeer bepaald soort gedrag van N haar aan zijn verwekker doet denken. Dat zijn de momenten dat N koppig is en per sé zijn eigen zin wil doen. Ze voelt zichzelf dan weer in dezelfde positie als destijds, toen ze probeerde de vader van N te overreden om haar niet te gebruiken voor zijn seksuele behoeften. Een smeekbede waar hij niet naar luisterde. Ze slaat N dan, het voelt als wraak nemen.

 

 

Kindgebonden factoren

Over het psychisch functioneren van kinderen geboren uit verkrachting is opvallend weinig geschreven. Anekdotische verslagen vermelden dat er frequent gedesorganiseerde gehechtheid wordt gezien, alsmede gedragsproblemen. Bij deze kinderen zijn er zowel neurobiologische als omgevingsinvloeden die een risico vormen voor een gezonde psychische ontwikkeling. Er zijn de genetische invloeden van de vader die een kwetsbaarheid geven voor psychische problemen (Salomon, 2012). Verder heeft het kind een risico op een verhoogd cortisolniveau vóór de geboorte. Het verhoogde cortisolniveau bij kinderen van zwangere moeders met posttraumatische stress (Yehuda e.a., 2005; Yehuda & Bierer, 2008) kan gevolg zijn van pre- en postnatale epigenetische veranderingen (Daskalakis & Yehuda, 2014). Een recent onderzoek naar de effecten van chronische en oorloggerelateerde stress op epigenetische veranderingen bij 24 moeder-babydyades in DRC toont aan dat ouderlijke stress invloed heeft op hersenontwikkeling, geboortegewicht en het functioneren van de hypothalamus hypofyse bijnier as (Kertes e.a., 2016). De omgeving waarin deze kinderen opgroeien brengt een groter risico met zich mee op meemaken van (huiselijk) geweld (Salomon, 2012). Het kind kan hierdoor als baby al symptomen van stress ervaren die zich uiten in onrust, snel overprikkeld zijn, moeilijk kunnen slapen, veel huilen en moeilijk troostbaar zijn. Dit doet een groot beroep op de moeder, die het vanuit haar eigen ambivalente gevoelens al moeilijk genoeg vindt om deze zorg te bieden.

 

 

Sociaal isolement en culturele verschillen

In veel culturen leidt verkrachting tot stigma en uitsluiting uit de gemeenschap en dit is sterker als een kind hiervan het zichtbare gevolg is (Rouhani e.a., 2015). De zwangerschap en het kind worden door de moeders vaak als een toegevoegde straf en schaamte beleefd, en dit leidt tot een negatieve perceptie van het kind (Dossa e.a., 2014). Terugtrekken uit sociaal verkeer is vaak de oplossing die de moeders hier noodgedwongen voor vinden. Het isolement wordt versterkt door het afgenomen vertrouwen in anderen als gevolg van hun traumatische ervaringen. Gekozen of gedwongen sociaal isolement betekent gebrek aan sociale steun en problemen bij het kunnen voorzien in het levensonderhoud (Zraly e.a., 2013; Dossa e.a., 2014). In Nederland heeft sociaal isolement vooral tot gevolg dat moeders alleen voor de opvoeding staan, zich niet kunnen spiegelen aan andere moeders, niet kunnen uitwisselen en ook praktische steun missen. Tegelijk wordt het kind vaak het enige gezelschap, de enige familie van deze moeders.

     In veel culturen is een ‘goed kind’ een kind dat luistert en respect toont naar zijn of haar moeder. Als het kind opgegroeid is met veel stress, ambivalente gevoelens en negativiteit, bestaat er een goede kans dat het zich weinig aantrekt van zijn moeder en niet graag doet wat zij van hem vraagt. Daarmee brengt hij zijn moeder in verlegenheid, waarmee de negatieve representatie die zijn moeder van hem heeft versterkt wordt en zij nog meer de neiging krijgt om zich met haar kind terug te trekken.

 

 

Casus L

Moeder B uit een land in West Afrika vertelt dat het kijken naar haar vierjarige zoontje L slechte herinneringen oproept, aan zijn verwekking en de context waarin dit gebeurde; afgedwongen seksueel contact, waarvoor haar handelaar betaald kreeg. Dit is een herinnering die gevoelens van schaamte en machteloosheid oproept. Op momenten dat zij vindt dat haar zoontje L zich niet goed gedraagt denkt ze aan de vader die hij mist, en dat hij zich beter zou gedragen als hij een vader had die betrokken was. Ze volgt hier de gedachten-gang behorend bij haar cultuur. Zij ziet haar kind ook als dader die precies doet wat ook zijn vader deed: haar in een schaamtevolle positie brengen. Door de nadruk te leggen op zijn vaderloosheid geeft zij aan hem ook als slachtoffer van de situatie te zien. Door schaamte en onmacht trekt ze zich terug en isoleert zich van de omgeving.

 

 

Interventies

Er bestaat nog nauwelijks literatuur over een effectieve behandeling voor de geschetste problematiek. Salo (2010) benoemt belangrijke aandachtspunten zoals de hechtingsrelatie van moeder en kind, de voorstelling die het kind zich maakt van de vader en het openheid van zaken geven aan het kind. Van Ee en Kleber (2013) benadrukken hoe belangrijk het is om het kind als slachtoffer met eigen behoeften te beschouwen en de moeder te helpen om haar verant-woordelijkheid hierin te nemen. Ook onderstrepen zij het belang van openheid over de context waarin het kind verwekt werd voor de identiteitsvorming van het kind.

     Binnen Stichting Centrum 45 bieden we een gezinsdagbehandeling aan ouders met kinderen in de leeftijd van 0-5 jaar waarin de verbetering van de ouder-kindrelatie en het stimuleren en versterken van veilige hechting centraal staat. We werken met meerdere vluchtelingenouders en -kinderen in een groep volgens de methodiek van Multifamily Therapie (MFT, Asen & Scholz, 2012; Van Ee, Hein, Bala & Mooren, 2014). In de meergezinsgroepen worden de principes van groepstherapie en gezinstherapie gecombineerd. Dit biedt de voordelen van een groepsbehandeling; het lotgenotencontact en het ervaren van de universaliteit van problemen. Men ziet ook andere vormen van probleemoplossend gedrag, en tegelijkertijd wordt het zelfvertrouwen vergroot omdat men ook een bijdrage levert in de groep. Gezinsrelaties worden onderzocht; door gerichte opdrachten, of in gecreëerde situaties worden de problemen zichtbaar en kunnen zij worden begrepen, ook met hulp van video feedback. Andere oplossingen en manieren van omgaan met elkaar kunnen in een veilige omgeving worden geoefend.. MFT biedt een setting waarbinnen verschillende contexten gecreëerd kunnen worden en op specifieke problemen kan worden ‘ingezoomd’, niet alles leent zich ervoor om in een groep bespoken te worden. Zo kan in oudergroepen, kindgroepen, dyades of individueel worden gewerkt, waardoor ook specifieke moeilijkheden in de ouder-kindrelatie of partnerrelatie besproken kunnen worden. De behandeling is zowel mentaliseren bevorderend als oplossingsgericht.

     Geraadpleegde literatuur en onze ervaring met deze problematiek brengt ons tot het formuleren van een aantal vaste ‘ingrediënten’ die bij Centrum 45 als een onderdeel van MFT met getraumatiseerde moeders met jonge kinderen aan de orde komen: bevorderen van de ouder-kindrelatie, verminderen van de invloed van de psychische klachten van moeder op het ouderschap, verminderen van isolement van moeder en kind, en construeren van een narratief over het ontstaan van het kind.

 

 

De invloed van psychische klachten op ouderschap

Het is belangrijk om te begrijpen wat de invloed is van de psychische klachten van de moeder op het ouderschap en op de ouder-kindrelatie en het bewustzijn hiervan bij de moeders te vergroten. We geven psycho-educatie over de ontwikkeling en de behoeften van jonge kinderen en de rol die de moeder daarin heeft. Om dit te illustreren kijken we – samen of in de groep – naar videobeelden, zoals het filmpje van het ‘Still Face’ experiment van Edward Tronick of het ‘Visual Cliff’ experiment van Joseph Campos (beide te vinden op youtube) en opnames tijdens de moeder-kindbehandelgroep. In de filmpjes van de interactie met het kind verkennen we de momenten van emotionele aanwezigheid en afwezigheid van de moeder en de momenten van vijandige reacties van de moeder op het kind. Dit helpt moeders om te reflecteren en te mentaliseren; zij worden zich bewuster van hun reacties die schadelijk zijn voor de relatie met het kind.

     De individuele behandeling van moeders voor hun PTSS- en comorbide klachten is essentieel. Een traumagerichte behandeling wordt liefst zo snel mogelijk gestart, zodat moeders beter van de ouder-kindbehandeling kunnen profiteren. Maar ook wanneer de behandeling van moeders om diverse redenen nog niet gestart kan worden, is de ouder-kindbehandeling aangewezen. De symptomen van de eigen klachten kunnen overigens gedeeltelijk af nemen als de moeder-kindrelatie verbetert, omdat het kind minder de trigger voor haar traumatische herbelevingen gaat vormen en moeders meer vertrouwen krijgen in zichzelf als moeder, in welke rol zij ook haar bronnen van veerkracht kan aanspreken. Moederschap vraagt een aanpassing van de identiteit, en kan het gevoel van eigenwaarde vergroten (Zraly e.a. , 2013). Als het moeder en kind beter lukt om een positieve emotionele connectie met elkaar te maken, kan dit een buffer vormen tegen de negatieve ervaringen van de moeder en de negatieve percepties die zij van haar kind heeft.

     De klachten als gevolg van actuele stress dienen waar mogelijk te worden verminderd, door de moeders te leren om hun stress anders te gaan hanteren, door elkaar te ondersteunen in de groep, psycho-educatie, praktische tips en versterken van externe steungroep.

 

 

De moeder-kindrelatie

De keuze om het kind te houden

Aangezien seksueel geweld een taboe is in veel culturen en het pijnlijke herinneringen oproept, vermijden veel moeders om erover te praten. Vragen over zaken rondom de geboorte van het kind faciliteren het benoemen van de problemen. ‘Wat heeft gemaakt dat u heeft gekozen om het kind te houden?’ Het antwoord hierop is vaak: ‘mijn geloof of mijn cultuur staat abortus niet toe’, of ‘er was geen mogelijkheid voor abortus’. Er zijn ook moeders die kiezen om hun zwangerschap te accepteren vanwege religieuze redenen, of omdat ze zien dat het kind onschuldig is (Salo, 2010). Soms kiezen zij voor het kind als substituut voor hun verloren familie, of om iets voor zichzelf te hebben. De keuzes en beslissingen over geboorte van het kind kunnen de eerste informatie zijn om te kunnen begrijpen wat het kind voor de moeder vertegenwoordigt, hoe open ze staat voor de acceptatie van het kind, hoe ze zichzelf wil zien en waar zij verantwoordelijkheid voor kan en wil dragen.

     Een uitkomst kan ook zijn dat moeder de ruimte voelt om te kunnen zeggen dat zij haar kind niet wil grootbrengen – omdat ze voelt haar kind niet genoeg te kunnen geven, of omdat ze bang is dat het kind slachtoffer wordt van de oordelen van haar sociale kring of familie. We zien het als positief als moeder hiermee bedoelt te willen handelen in het belang van haar kind, en mocht dit leiden tot afstaan van het kind (bijvoorbeeld voor adoptie) ook dan is het in het belang van het kind dat de relatie met zijn moeder zo optimaal mogelijk is.

 

 

De mentale representatie van het kind en omgaan met ambivalentie

Het kind is net als de moeder te zien als slachtoffer van seksueel geweld (Van Ee, 2013; Salomon, 2012; Kantengwa, 2014). In een moeizame ouder-kind-relatie is het kind het slachtoffer van niet gewenst zijn, niet gezien zijn, niet erkend worden in bestaansrecht, en niet zelden slachtoffer van gezinsgeweld (Van Ee, 2013). We verkennen de eigen ervaringen van de moeders met háár ouders of andere belangrijke personen in haar leven om samen te reflecteren over hoe dat nu haar ouderschap en de perceptie van haar kind beïnvloedt, waarmee het mogelijk wordt om opvoedingsgedrag beter te begrijpen en te wijzigen.

 

 

Casus L (vervolg)

L’s moeder kan moeilijk de gemoedstoestand van haar vierjarige zoon lezen. Zelf heeft ze vanaf zeer jonge leeftijd veel slaag gehad en moest ze het meeste werk in het huishouden doen. Of L nu verdrietig, teleurgesteld, bang of boos is, moeder ziet alles als boos en onaangepast gedrag waarvoor ze hem wil straffen. Zij kan zich geen andere emoties bij haar kind voorstellen. Zij straft hem meermaals per dag door hem in een hoek te laten staan tot hij niet meer huilt, of niet meer boos is.

 

 

Als moeders zich begrepen en gehoord voelen, wordt het makkelijker om te bespreken hoe zij zichzelf zien en hoe zij de band met hun kinderen ervaren. Het tonen van begrip voor moeders en hun moeite om hun kinderen te zien als hun eigen kind en het valideren van al hun inzet, zoals het kind voeden, kleden en rust geven, beïnvloedt de representatie die moeders van zichzelf als moeder hebben en biedt opties om de positieve kanten van moederschap te kunnen zien. Het moederschap is ook een positie waar veel vrouwen waardigheid aan ontlenen en die hen in staat stelt om belangrijke waarden door te geven. Het helpt hen ook om doelgericht te zijn, om in actie te komen, kortom, het vergroot ook hun veerkracht (Zraly e.a., 2013). Door moeders steeds meer als verantwoordelijke voor de relatie met haar kind te benaderen in plaats van als slachtoffer van seksueel geweld, wordt het ook mogelijk om verwaarlozing en geweld te adresseren. We spreken moeders aan op hun verantwoordelijkheid bij het doorbreken van de cirkel en het stoppen van het geweld, waarbij we ze ondersteunen om alternatieven te vinden om hun kind te begrenzen.

     Naast het verkennen van de ouder-kindrelatie en de representaties die de moeder van het kind heeft, worden ook hier videofragmenten gebruikt om de positieve en moeilijke interactiepatronen te analyseren. Ingrediënten van de ‘Watch, Wait and Wonder’-methodiek helpen moeders om naar hun kind te gaan kijken en het te gaan zien als een persoon met eigen behoeften en drijfveren (Cohen e.a., 1999) en niet alléén als het product van een verkrachting (Jasperse, Den Boer & Hein, 2015).

 

 

Het isolement van moeder en kind

Lotgenotencontact is belangrijk. In een groepsbehandeling waar dezelfde relationele thema’s gedeeld kunnen worden, ervaart een moeder vaak voor de eerste keer dat er vrouwen zijn met vergelijkbare problemen als zij. Het kan daarbij over het seksueel geweld gaan, vaak ook wordt ernaar verwezen zonder het te hoeven benoemen. De feedback die moeders krijgen van medegroeps-leden varieert van begrip voor de moeder en het kind of en tips voor de opvoeding tot het bieden van een ander perspectief, bijvoorbeeld op het gedrag of de intenties van een kind. Cultuurspecifieke ideeën over opvoeden en wat belangrijk is voor kinderen worden hier gedeeld en de opties die er zijn worden besproken. Het zich geaccepteerd voelen, door hulpverleners maar vooral door groepsgenoten, is een essentiële ervaring voor de moeders.

 

 

Casus R

De moeder van R, afkomstig uit Oost Afrika, verwoordde het zo: ‘ik heb geaccepteerd dat R in mijn leven is en dat ik zijn moeder ben. Ik dacht dat onze relatie zou verbeteren als hij zich beter zou gedragen, daarom was ik steeds op zoek naar nieuwe manieren om hem te corrigeren. Toen ik in de groep zag hoe de relatie tussen een moeder en haar kinderen was, met warmte en gedeeld plezier, dacht ik: dat wil ik ook. Ik heb gezien en begrepen dat je om zo’n soort relatie te krijgen aardige dingen moet doen, dan krijg je ook aardige dingen terug. R gedraagt zich nu beter, en als dat een keer niet zo is, kan ik er wat makkelijker overheen stappen.’

 

 

Naast de groepsbehandeling worden moeder en kind gestimuleerd en ondersteund om contacten in de eigen omgeving te leggen. We doen het nodige om een kind in een crèche of op een voorschool te kunnen plaatsen, zoeken naar ouder- kindactiviteiten in de eigen leefomgeving, en ook wordt vaak thuisbegeleiding aangevraagd. Dit helpt zowel moeder als kind om ook verbinding met anderen aan te gaan.

Zwijgen of onthullen

Een grote zorg voor de moeders is vaak: ‘wat vertel ik mijn kind over zijn vader?’ Zij anticiperen op later: ‘wat als hij gaat vragen naar zijn vader, wat als hij zijn vader wil zien, wat weet hij dan over mij als hij het hele verhaal kent?’ Dit is een verhaal over strijdige belangen en rechten: het recht van het kind om te weten over zijn afkomst, en het recht van de moeder om te zwijgen over wat zij niet kan delen. Het kind vertellen over zijn herkomst is moeilijk voor de moeders, omdat ze zich opnieuw geconfronteerd voelen met de schaamte over het seksuele misbruik, nu tegenover haar eigen kind. Vele moeders willen hun kind beschermen tegen het rauwe gegeven dat de vader een dader is, dat het kind zijn vader niet zal kunnen ontmoeten en dat een deel van zijn afkomst altijd onbekend zal blijven. Sommige moeders vrezen dat ze door hun kind afgewezen worden als ze achter het verhaal van de gewelddadige verwekking komen. Anderzijds heeft het kind recht om te weten wie zijn vader is, wat het verhaal van zijn geboorte is, hoe zijn start in de wereld was. Voor het kind is het tegelijkertijd ook van belang om beschermd te worden tegen angstaanjagende, verwarrende en gewelddadige feiten.

     In individuele gesprekken helpen we moeders met het construeren van een verhaal voor hun kinderen dat leeftijdsadequaat en acceptabel genoeg is om te vertellen en dat ruimte laat om bepaalde zaken onverteld te laten. Dit verhaal kan elementen bevatten over hun familie van herkomst, het land waar ze vandaan komen, de cultuur van oorsprong, de context waarin de verwekking plaats vond, bijvoorbeeld oorlog, migratie. De hulpverlener helpt met het zoeken naar een acceptabele formulering en door mee te denken over het perspectief van het kind. De constructie van een narratief voor het kind kan ondersteund worden door het maken van een boekje voor het kind, waar iets over zijn geschiedenis in beschreven staat, eventueel foto- of beeldmateriaal. Hoeveel openheid over vader en verwekking moeders willen geven kan besproken worden door de voor- en nadelen van onthulling af te wegen. Een moeder kan een ‘zachte’ waarheid vertellen, bijvoorbeeld : ‘je vader en ik kenden elkaar kort, en het werkte niet goed tussen ons’. (Salo, 2010)

 

 

Samenvatting en conclusie

In dit artikel beschreven we welke meervoudige relatieproblemen zich afspelen tussen moeders en hun uit verkrachting geboren kinderen, en de problemen die gerelateerd zijn aan de sociaal-culturele houding ten opzichte van seksueel geweld en kinderen zonder een bekende en betrokken vader, schaamtegevoelens en het isolement. Symptomen van met name PTSS beïnvloeden ouderschap in negatieve zin, terwijl het voor de moeders toch al moeilijk is om hun kind los te zien van de traumatische verwekking. Het kind is hierbij gezien zowel slachtoffer als trigger voor traumatische herinneringen. De perceptie die moeder van het kind heeft is vaak een negatieve, met grote risico’s voor het vestigen van een veilige gehechtheidsrelatie.

     In de Multifamily Therapy (MFT) combineren we groeps-, gezins-, individuele en dyadische behandeling. Een individuele traumagerichte behandeling wordt voorafgaand of parallel aan de ouder-kindbehandeling gegeven. De toegevoegde interventies in behandeling van moeders met kinderen geboren van seksueel geweld richten zich op invloed van herinneringen aan de gewelddadige verwekking, posttraumatische klachten van moeders, negatieve mentale representaties van het kind, en ambivalente gevoelens tegenover het kind. Interventies gaan in op het overwegen van de keuze over het behouden van het kind, het kind accepteren ongeacht de manier van verwekking en het construeren van een acceptabel leeftijdsadequaat narratief voor het kind. De groepsbehandeling is ondersteunend in het meer verbinding kunnen maken met anderen, waarmee herstellende ervaringen in sociaal contact worden opgedaan.

     Omdat literatuur over behandeling van moeders en hun uit verkrachting geboren kinderen schaars is en kwantitatief onderzoek naar de effecten van behandeling geheel ontbreekt, worden momenteel data verzameld over de effecten van de behandeling waarvan de resultaten aan het eind van dit jaar worden verwacht.

 

 

A. Jasperse, sociaal psychiatrisch verpleegkundige, systeemtherapeut bij St. Centrum 45. Email: a.jasperse@centrum45.nl

Dr. J. Bala, klinisch psycholoog, kinder- en jeugdpsychotherapeut bij St. Centrum 45. Email: j.bala@centrum45.nl

Dr. I. Hein, kinder - en jeugdpsychiater bij De Bascule. Email: I.Hein@debascule.com

 

 

Literatuur

Asen, E., & Scholz, M. (2010). Multi-family therapy. Concepts and techniques. Londen: Routledge.

Bosquet Enlow, M., Egeland, B., Carlson, E., e.a. (2014). Development and Psychopathology. 26:1,41-65.

Campos, J. https://www.youtube.com/watch?v=p6cqNhHrMJA.

Carpenter, R.C. (2007). Gender, Etnicity and Children s Human Rights. Theorising Babies Born of Wartime Rape and Sexual Exploitition. In R.C. Carpenter (red), Born of War. Protecting Cildren of Sexual Violence Survivors in Conflict Zones Bloemfield Kumarian Press. 1-21.

Cohen, N.J., Muir, E., Lojkasek M., e.a. (1999). Watch, wait and wonder: testing the effectiveness of a new approach to mother-infant psychotherapy. Infant Mental Health Journal, 20 (4), 429-451.

Daskalakis, N.P., & Yehuda, R. (2014). Site-specific methylation changes in the glucocorticoid receptor exon 1F promoter in relation to life adversity: Systemic review of contributing factors. Frontiers in Neuroscience, 8, 369.

Denov, M. (2015). Children born of wartime rape: The intergenerational realities of sexual violence and abuse. Ethics, Medicine and Public Health, 1, (1), 61-68.

Dossa, N.I., Hatem, M., Zunzunegui, M.V., e.a. (2014). Social Consequences of Conflict-Related Rape: The Case of Survivors in the Eastern Democratic Republic of Congo. Peace and Conflict: Journal Of Peace Psychology, 20 (3), 241-255.

Ee, E. van, & Kleber, R.J. (2013). Growing up under the shadow: Key issues in research on and treatment of children born of rape. Child Abuse Review, 22, 386-397.

Ee, E. van (2013). A new generation: How refugee trauma affects parenting and child development. Diemen: Arq.

Ee, E. van, Kleber, R.J., & Mooren, T.M. (2012). War trauma lingers on… Associations between maternal PTSD, parent-child interaction and child development. Infant Mental Health Journal, 33 (5), 459-468.

Ee, E. van, Hein, I., Bala, J., & Mooren, T. (2014). Multifamily Therapy met vluchtelingengezinnen: van oorlog naar veiligheid. Kind en Adolescent, 35 (3), 205-215.

Human Rights Watch (1996). ‘Shattered lives’ Sexual Violence during the Rwandan Genocide and its Aftermath. USA: HRW.

Jasperse, A., Boer, J. de, & Hein, I. (2015). Geboren uit verkrachting – Onschuld versus trauma. Tijdschrift voor systeemtherapie, 27 (3), 175-184.

Kantengwa, O. (2014). How Motherhood Triumphs Over Trauma Among Mothers with Children From Genocidal rape in Rwanda. Journal of Social and Political Psychology, l2 (1), 417-437.

Kertes, D.A., Kamin, H.S., Hughes, D.A., e.a. (2016). Prenatal Maternal Stress Predicts Methylation of Genes Regulating the Hypothalamic-Pituitary-Adrenocortical System in Mothers and Newborns in the Democratic Republic of Congo. Child Development, 87 (11), 61-72.

Koning, P. de (2000). ‘Kinderen van vuile vaders’, NRC, 8 juli 2000.

Laban, K. (2011). Asielzoekers: ziek door trauma’s van ver weg of juist van heel dichtbij? Psychologie en gezondheid, 39 (3), 134-135.

Nederlandse Publieke Omroep (2013). ‘Kind van de vijand’ Andere Tijden, 24-02-2013. www.npogeschiedenis.nl/speler.WO_NTR_120336.html

Rouhani, S.A., Scott, J., Greiner, A., e.a. (2015). Stigma and parenting children conceived from sexual violence. Pediatrics, 136 (5).

Salo, F.T. (2010). Parenting an infant born of rape. In S. Tyano, M. Keren, H. Herman e.a. (red.), Parenthood and mental health: a bridge between Infant and Adult psychiatry. New York: J. Wiley and sons (p. 289-299).

Solomon, A. (2013). Verkrachting. In A. Solomon, Ver van de boom, als je kind anders is. Nieuw Amsterdam, Amsterdam (p. 546-615).

Schechter, D.S., Willheim, E., Hinojosa, C., e.a. (2010). Subjective and objective measures of parent-child relationship dysfunction, child separation distress, and joint attention. Psychiatry: Interpersonal and Biological Processes, 73, 130-144.

Scott, J., Rouhani, S., Greiner, A., e.a. (2014). Respondent-driven sampling to assess mental health outcomes, stigma and acceptance among women raising children born from sexual violence-related pregnancies in eastern Democratic Republic of Congo. BMJ Open 2015;5:e007057 doi:10.1136/bmjopen-2014-007057.

Schechter, D.S., Willheim, E., Hinojosa, C., e.a. (2010). Subjective and objective measures of parent-child relationship dysfunction, child separation distress, and joint attention. Psychiatry: Interpersonal and Biological Processes, 73, 130-144.

Silove, D., & Steel, Z. (2006). Understanding community psychosocial needs after disasters; Implications for mental health services. Journal of Postgradual Medicine, 52, 121-125.

Theidon, K. (2015). Hidden in Plain Sight: Children born of Wartime Sexual Violence, Current Anthropology, 56 (12), 191-200.

Tronick, E. https://www.youtube.com/watch?v=apzXGEbZht0

Yehuda, R., Engel, S.M., Brand, S.R., e.a. (2005). Transgenerational Effects of Posttraumatic Stress Disorders in Babies of Mothers Exposed to the World Trade Center Attacks during Pregnancy, The Journal of Clinical Endocrinology & Methabolism, 90 (7), 4115-4118.

Yehuda, R., & Brier, L.M. (2008). Transgenerational transmission of cortical and PTDS . Progress in Brain Research, 167, 121-135.

Zraly, M.S., Rubin, S.E., & Mukamana, D. (2013). Motherhood and resilience among Rwandan genocide-rape survivors. Ethos: Journal of the Society for Psychological Anthropology, 41, 411-439.