Er zijn veel kinderen en jongeren met lichamelijke klachten en toch worden relatief weinig kinderen en jongeren vanwege deze klachten verwezen naar de GGZ. Verwijzers vinden het vaak lastig om patiënten te motiveren voor een psychologische behandeling en patiënten laten zich niet verwijzen als het behandelaanbod niet aansluit bij hun ideeën over de oorzaak van de klacht. Een behandeling die zicht richt op het verminderen van de gevolgen van de klacht is wel acceptabel voor de jongere en zijn ouders. Het werken volgens het gevolgenmodel wordt door de ouders en de jongere gewaardeerd omdat het goed aansluit bij hun beleving en omdat de aanpak helder en concreet is.
Lees het hele artikel gratisIn 1998 verscheen als themanummer het tijdschrift Kinder- en Jeugdpsychotherapie 1998-1 onder de titel ‘Psyche en Soma: een paar apart. Psychotherapie bij kinderen en jeugdigen met onbegrepen lichamelijke klachten’ (onder redactie van Couturier, Gunning, van Herwerden en Kolman, 1998). Het themanummer ‘behandeling van kinderen en jongeren met onverklaarde lichamelijke klachten’ dat thans voor u ligt, beschrijft de ontwikkelingen die de afgelopen tien jaar hebben plaatsgevonden in het denken en behandelen van deze kinderen, jongeren en hun ouders.
Er zijn veel kinderen en jongeren met lichamelijke klachten en toch worden relatief weinig kinderen en jongeren vanwege deze klachten verwezen naar de GGZ. Verwijzers vinden het vaak lastig om patiënten te motiveren voor een psychologische behandeling en patiënten laten zich niet verwijzen als het behandelaanbod niet aansluit bij hun ideeën over de oorzaak van de klacht. Een behandeling die zicht richt op het verminderen van de gevolgen van de klacht is wel acceptabel voor de jongere en zijn ouders. Het werken volgens het gevolgenmodel wordt door de ouders en de jongere gewaardeerd omdat het goed aansluit bij hun beleving en omdat de aanpak helder en concreet is.
Lees het hele artikel gratisAls een kind lichamelijke klachten heeft, waarvoor de huisarts of de kinderarts geen verklaring kan vinden, wordt vaak als vanzelfsprekend aangenomen dat psychische factoren de verklaring zullen vormen en wordt het kind doorverwezen naar de GGZ. “Het zal wel tussen de oren zitten” wordt er gezegd. En ook wanneer zowel kind als ouders het bestaan van psychische problemen ontkennen, is dit geen argument om terug te komen op deze conclusie. Het is niet verbazingwekkend dat ouders en kind zo’n verwijzing niet altijd in dank aannemen.
Functionele klachten of lichamelijk onverklaarde klachten die lang bestaan of zodanig ernstig zijn dat ze met inperkingen van het sociale leven gepaard gaan, geven regelmatig aanleiding tot intensief medisch diagnostisch onderzoek. Als uiteindelijk geen somatische oorzaak wordt gevonden en de klachten persisteren, vindt vaak verwijzing plaats naar een psycholoog. De veelvoorkomende gedachte bij de patiënt is dan: ‘er is geen somatisch substraat gevonden dus dan zal het wel tussen de oren zitten’. Zo’n verwijzing leidt vaak tot teleurstelling bij zowel ouders, patiënt als bij de GGZmedewerker. De GGZ-medewerker krijgt ouders die helemaal niet bij hem willen zijn want ‘hun kind is toch zeker niet gek’. Het kost over het algemeen moeite de patiënt en de ouders in de omslag van benadering mee te krijgen. Het is ze immers niet duidelijk welke winst er is te behalen.
Een andere vorm van verwijzing is die waar de arts diagnostiek verricht en de patiënt ondertussen doorverwijst naar een psycholoog. Hier schuilt hetzelfde een gevaar, namelijk dat lichaam en geest als twee gescheiden entiteiten worden gezien daar waar het een ondeelbare eenheid betreft.
Onverklaarde lichamelijke klachten kunnen sterk invaliderend werken en een bedreiging vormen voor de normale ontwikkeling van kinderen, onder andere door schoolverzuim, verstoorde lichamelijke ontwikkeling, verlies van contacten met leeftijdgenoten, stemmingsproblemen et cetera. Zo blijkt uit longitudinaal onderzoek dat kinderen met chronische buikpijnklachten in de volwassenheid verhoogd risico lopen op het ontwikkelen van psychiatrische stoornissen. Tevens kan het ervaren van onbegrip en moeilijkheden in de patiënt- dokterrelatie bijdragen aan de machteloosheidgevoelens van patiënten en zelfs chroniciteit van de klachten bevorderen. Het is dus van groot belang om onverklaarde lichamelijke klachten aan te pakken en een ingang te vinden voor behandeling.
Binnen de divisie kinderrevalidatie van revalidatiecentrum De Hoogstraat in Utrecht is één jeugdteam gespecialiseerd in het behandelen van jongeren met somatoforme stoornissen en chronische vermoeidheid (CVS). In dit team zijn verschillende disciplines verenigd zoals fysiotherapie, ergotherapie, orthopedagogiek, maatschappelijk werk, muziektherapie en school. Jongeren tussen de 8 en 20 jaar, afkomstig uit verschillende regio’s, worden hier behandeld voor hun klachten. Een revalidatiecentrum is meestal sterk gericht op het fysiek functioneren van mensen. Bij jongeren met somatoforme stoornissen en jongeren met CVS wordt gewerkt vanuit het bio-psycho-sociaal model. Dit model gaat uit van de gedachte, dat om te herstellen er zowel aandacht nodig is voor het fysiek, psychisch als het sociaal functioneren. Hoewel er accentverschillen zijn in wat een jongere nodig heeft, hebben de klachten vaak op alle gebieden invloed en dan is het van belang binnen al deze gebieden te werken aan verandering en verbetering.
In deze bijdrage presenteren wij een protocol voor behandeling van kinderen met functionele obstipatie. Dit gedragstherapeutisch protocol is ontwikkeld op de Psychosociale Afdeling van het Emma Kinderziekenhuis/AMC (DestréeVonk & Onland-van Nieuwenhuizen, 2001). Voorafgaand wordt beknopt beschreven wat onder functionele obstipatie moet worden verstaan. Voor een uitgebreidere beschrijving van de etiologie, de prevalentie, de belangrijkste behandelmethoden en het gedragstherapeutisch protocol verwijzen we naar het overzichtsartikel “ Chronic childhood constipation: A review of the literature and the introduction of a protocolized behavioral intervention program (van Dijk, Benninga, Grootenhuis, Nieuwenhuizen, & Last, 2007).