Makkelijk praten over trauma. Het lijkt een motto dat Ramón Lindauer zich heeft eigen gemaakt. De hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie – in de rol van psychotherapeut – verlaagt de drempel met zijn psycho-educatie- en therapiesessies, hij schreef een ‘praktische gids voor opvoeders’ en zijn onderzoek richt zich op traumabehandeling, zonder pillen. Die behandeling bestaat alweer vooral uit praten – ook al roept dat bij cliënten spanning op en moet de therapeut er dus expliciet naar vragen.

  • Tijdens de Wetenschappelijke Conferentie van de VKJP, in januari 2019, sprak professor Lindauer over het getraumatiseerde kinderbrein, de gevolgen van trauma en psychotherapeutisch herstel.

Lindauer: “Vaststellen wat er voor dat ene kind nodig is.”Lindauer: “Bij trauma zijn er omstandigheden waaronder een kind getriggerd raakt, weer beelden voor zich ziet en het daar niet over wil hebben – de posttraumatische stressklachten. In de traumabehandeling passen we juist wel weer exposure toe en confronteren we het kind met de traumatische herinneringen, en we besteden aandacht aan cognitieve herstructurering; denk aan allerlei gedachten over zichzelf en over de wereld die niet kloppen: volwassenen zijn niet te vertrouwen, de wereld is onveilig... Dat soort cognities maken natuurlijk ook dat kinderen zich onrustig voelen en angstig raken.”

Fysieke rust
“Door de behandeling wil je dat het weer een gewone herinnering wordt, zonder dat beladen angstige en dat onrustige. Bij De Bascule doen wij dat met EMDR en met traumagerichte cognitieve gedragstherapie. Dan zie je dat kinderen weer makkelijker praten over wat ze hebben meegemaakt. En wat ik vooral heel opvallend vind is dat je deze kinderen ook fysiek weer rustiger ziet worden. Bij een kind dat heel onrustig en angstig binnenkwam zie je al na acht sessies dat het meer rust heeft, erover kan vertellen, niet meer vermijdt, en zelf aangeeft dat het zich ontspannen voelt. Dus je ziet dat je psychotherapie direct effect heeft op de fysiologie. Dat vind ik heel interessant: dat je niet met pillen, maar gewoon door praten veranderingen krijgt in je lijf en in je hoofd. Dit is ook waar we onderzoek naar doen.”

Het Amsterdamse team van Lindauer (Amsterdam UMC en De Bascule) beschreef al in 2013 het verband tussen traumagerichte cognitieve gedragstherapie (TF-CBT) en een vermindering van de lichamelijke reactiviteit (Zantvoord, Diehle en Lindauer). Hier vormde zich het eerste bewijs dat psychotherapie daadwerkelijk fysieke invloed uitoefent op angstconditionering, en afnemende reacties laat zien op geconditioneerde prikkels (extiction learning) in de relevante hersengebieden. Mogelijk zou de therapie ook effect hebben op geheugen en emotieregulatie.
Het team publiceerde kort daarna een randomized controlled trail (RCT) waarin kon worden bevestigd dat de toegepaste therapieën – eye movement desensitization and reprocessing (EMDR) en TF-CBT – effectief en efficiënt bleken bij het bestrijden van posttraumatische stressklachten bij kinderen (Diehle et al., 2014).

Biologische parameters
“In de laatste twee RCT’s kijken we nadrukkelijk ook naar de biologische parameters”, zegt Lindauer. De laatste metingen zijn kort geleden afgerond, inclusief voor- en nametingen met biologische methoden, waaronder MRI en fMRI en we hebben psycho-fysiologisch onderzoek gedaan. Daarbij is gekeken naar hartslag en bloeddruk in reactie op neutrale scrips en traumascripts. We nemen speeksel af voor cortisolmetingen, en we doen (epi-(genetisch onderzoek.”

We moeten veel meer toe naar gepersonaliseerde zorg. Met de biologische metingen zetten we de eerste stappen.


Uiteindelijk gaat het om wat werkt voor welk kind? Lindauer: “We willen niet alleen kijken wat er nou eigenlijk verandert na die therapie en wat je precies kunt zien in het lijf en in de hersenen, maar we willen ook weten welke kinderen wel en niet op behandeling reageren. Kunnen we dat voorspellen? Nu is dat nog toekomstmuziek, maar in vroege interventie ligt een groot belang voor de patiënten. Dat zal ons niet lukken met één scan of een paar druppels bloed of zo, het is geen science-fiction helaas, maar door een combinatie van factoren te analyseren willen we kunnen vaststellen wat er voor dat ene kind nodig is. Bij grote groepen zien we dat onze behandeling in de meeste gevallen werkt. Maar een groep is geen kind – we willen nou juist ook die andere kinderen helpen. We moeten veel meer toe naar gepersonaliseerde zorg. Met de biologische metingen zetten we de eerste stappen, in wisselwerking met de bevindingen van de therapeuten in ons team. We bekijken het van twee kanten.”

Psycho-educatie:
de beesten van stal

Het instrumentarium om goed en gemakkelijk met kinderen en ouders te praten over trauma blijkt oersimpel. Onder een stapel paperassen vandaan, tovert Lindauer de totemdieren van de traumapsychopathologie: de leeuw, het hert en het haasje – die laatste mag ook een konijn of een egeltje zijn. Lindauer: “Als psychotherapeut gebruik ik dit in mijn psycho-educatie. Om op een eenvoudige manier uit te leggen hoe het brein werkt, aan ouders of aan pleegouders en aan kinderen die getraumatiseerd zijn. Hoe stress werkt, hoe stress ontregelend werkt, hoe stresssystemen zich ontregelen en waardoor er klachten ontstaan. Daar helpen die beesten bij.”

Stresssysteem ontregeld
Alsof Peter en de wolf ieder moment kan inzetten, schetst hij zijn voorlichtingsgesprekken met ouders en kinderen: “Dan zeg ik meestal: iedereen heeft een stresssysteem en dat is ook goed. Je hebt het nodig om te overleven: als het potentieel gevaarlijk is dan wordt dat systeem natuurlijk heel actief. Dan ga je heel snel reageren en dat is niet altijd gewenst als de situatie gewoon veilig is. Dan hoef je niet zo te reageren alsof het een bedreigende situatie is. Maar wat je bij de kinderen natuurlijk ziet is dat ze heel veel hebben meegemaakt waardoor dat stresssysteem ontregeld is. Het is hypergevoelig geworden. Het gaat al reageren als een situatie doet denken aan wat een kind meegemaakt heeft. En het kan gebeuren dat het dan als het ware op hol slaat. Dan kunnen kinderen reageren als een leeuw: vechten – dan krijg je te maken met gedragsproblemen en agressie. Je hebt kinderen die als het hertje reageren, dus die zetten het heel snel op een rennen – dat zijn kinderen die vermijden en het er liever niet over willen hebben, en je hebt het haasje of het egeltje dat maakt zich klein want het kan niet weg; het is niet zo sterk als die leeuw en niet zo snel als dat hert – dat zijn kinderen die op een wat dissociatieve manier reageren, zich klein maken en zich terugtrekken.”

Uit het raam kijken
Ook hanteert Ramón Lindauer Window of tolerance van Daniel Siegel in een sterk versimpelde vorm, een klappertje met plaatjes, “daarmee leg ik aan kinderen en ouders uit naar welke situatie we weer terug willen, wat het doel is van therapie en opvoeding, namelijk: dat je frank en vrij uit het raam kunt kijken, kunt leren en je als kind ontwikkelen. Niet zoals op die andere plaatjes waar je een gedissocieerd kind ziet dat het ónder het raampje zit waardoor het niet naar buiten kan kijken en eigenlijk niet kan leren. En dan heb je het kind dat heel erg angstig en ook onrustig is en eigenlijk boven zijn raampje ‘vliegt’, en dus ook al niet kan leren.”

Lees meer over Hulp bij trauma in de kindertijd – een praktische gids voor opvoeders, door Ramón Lindauer.

Literatuur.